Hollands Maandblad. Jaargang 9 (236-245)
(1967-1968)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[236]Brain-drain van economen?
| |
[pagina 4]
| |
troffen; dat is een tweemaal zo hoog percentage als dat van de vreemdelingen in de totale bevolking. Binnen de nauwere groep der geimmigreerde economen met een doktersgraad vindt 57% emplooi aan de universiteiten; deze fractie bedraagt bij de Amerikaanse economen 42%, en wie wil mag daarin een aanwijzing zien dat de buitenlanders theoretisch beter zijn geëquipeerd. Dat zijn typische indicaties voor een brain-drain. Maar op het tweede gezicht blijken andere dingen. De leeftijdsopbouw van de buitenlandse economen wijst er op, dat de immigratie geen toenemend, maar een afnemend verschijnsel is. (Toch is de zorgelijke uitdrukking ‘brain-drain’ van recente datum!) Een bijzonder groot contingent is geleverd door Duitsland en Oostenrijk. Tezamen hebben deze beide landen meer economen naar de V.S. zien vertrekken dan heel Azië, Australië en Zuid-Amerika bij elkaar. Uit Oostenrijk komt maar liefst 18% van de gehele Europese groep, dat is meer dan uit Engeland! Deze Oostenrijkers zijn overwegend oudere of oude mensen. Er zijn corypheeën bij. Zij stammen nog uit de roemruchte traditie van het oude Wenen, en ze waren in de kracht van hun leven toen Hitler hun land binnenviel. Toen ze eenmaal gevlucht waren hadden ze geen moeite, plaatsen aan de Amerikaanse universiteiten te krijgen. De Duitsers, die een derde deel van de Europese groep vormen, tonen eveneens een leeftijdsopbouw die doet vermoeden dat althans een deel veeleer door hun landgenoten werd verjaagd dan door dollars aangelokt. En dan blijkt uit de cijfers nog iets anders. Niet minder dan driekwart van het totale aantal buitenlandse economen is in de V.S. gearriveerd voor hun doctoraal examen. Zij zijn dus aan Amerikaanse universiteiten afgestudeerd. De investering in deze mensen geschiedde met Amerikaanse hulpbronnen. Dat lijkt mij het omgekeerde van intellectuele drainage. Een deel van deze jongeren - vooral die uit de ontwikkelingslanden - keert wellicht naar huis terug. Ook tussen degenen die in het moederland zijn afgestudeerd zitten een aantal, die tijdelijk in de V.S. verblijven en na een tijd teruggaan. Deze vorm van mobiliteit zal ook door de meeste tegenstanders van de brain-drain wel niet al te verkeerd worden gevonden.
Men kan overigens uit de cijfers van Grubel en Scott geen definitieve conclusies trekken over de betekenis van de migratie. Daartoe zou men ten minste de aantallen economen in het moederland moeten kennen, en dat is niet onderzocht. Er zijn zes Indonesiërs onder de economen in de V.S. - maar hoeveel zijn er in Indonesië? Voor Nederland is de berekening echter makkelijk te maken. Volgens Grubel en Scott heeft de Benelux vijf en dertig economen aan de V.S. geleverd. Er wordt geen splitsing over de drie landen gemaakt, maar laat er nu eens twintig Nederlanders bij zijn (België produceerde vanouds minder economen dan Nederland, al zijn er heel spectaculaire gevallen van emigratie, zoals R. Triffin). Naar ruwe schatting lopen er in Nederland zo'n zevenduizend afgestudeerden in de economie rond. De helft daarvan laten we buiten beschouwing, omdat het bedrijfseconomen zijn en deze in het onderzoek van Grubel en Scott waarschijnlijk niet zijn meegeteld. Dat brengt ons tot de conclusie, dat hooguit vier-zevende procent van de Nederlandse economen in de V.S. zit. Er zijn er dus nog genoeg in het moederland overgebleven; dat wisten we trouwens zó ook wel. Voor zover het de Nederlandse economen betreft is er van een brain-drain geen sprake. |
|