Trappen
In de prille begintijd van de fiets, heb ik me laten vertellen, was er een handelaar die reclame maakte met het idee om gratis en voor niets fietsles te ontvangen na aankoop van één rijwiel. Dat sloeg in. Om het idee gestalte te geven en om het te kunnen verwezenlijken, had de handelaar de gewelven van het Paleis voor de Volksvlijt en twee werkloze mannen afgehuurd.
De nieuwe fietser werd in een korset gehesen. Daarna beklom hij zijn trotse bezit. Aan weerskanten van het korset zaten handvaten, zodat de werkloze mannen de fietser vast konden houden zonder hem te bedoezelen. Dat was pienter bedacht. Daar zweefde de leerling dan voort! Als een engel, geholpen door de vleugels van het korset en de naast hem wapperende werklozen die zich natuurlijk een rotje liepen.
Bij Raymond, die twee of meer generaties later geboren werd, ging de zaak wat eenvoudiger. Hoewel hij niet zo vlug kon fietsen als de kinderen van tegenwoordig. Want tegenwoordig hoef je de kinderen alleen maar op het ding te zetten en als je ze dan een duwtje geeft zie je ze na twintig jaar wel weer eens terug.
Raymond kreeg les van een jongen uit de buurt. Het waren lessen in vallen en opstaan, maar ze waren nodig, want naar school was het een eind lopen en tot nog toe had de buurjongen Raymond steeds achterop moeten nemen. Niet alleen naar school trouwens, maar ook naar de welpen.
Zo samen op de fiets hadden ze al heel wat avonturen beleefd; grote kuilen waar de buurjongen eventjes vlak langs zou rijden, wat niet lukte, en tuinen waar je het ene hek in kon fietsen en het volgende weer uit. En als ze van de welpen kwamen, reed er soms een andere jongen ook mee naar huis. Die andere jongen, Constant heette hij, vertelde dan aan de buurjongen, Xavier, grappen met een onzedelijke strekking. Constant en Xavier waren iets ouder dan Raymond en daarom wezen die twee onze held er voortdurend op, dat hij daar achter op de fiets