als een onsocialistische doelstelling, terwijl de richting van de eerder beschreven andere ontwikkelingen in de V.S. ook coïncideren met datgene waar het socialisme op die gebieden naar streeft; voor de post-industrial society die in Amerika voor de deur staat is moeilijk een andere naam te vinden dan welvaartsstaat, en het zal duidelijk zijn in welke betekenis le défi américain (het begrip, niet het boek) een défi is aan de socialistische politieke economie.
De onderwerpen die in Le défi américain (het boek, het begrip) aan de orde komen zijn precies die onderwerpen waarmee het socialisme zich bezighoudt; de socialistische doctrine zou op de vele specifieke vragen en dilemma's die er in geformuleerd worden (en die aan specialisten al veel eerder bekend waren), de antwoorden om zo te zeggen klaar hebben moeten liggen, moeten beschikken over een duidelijke houding tegenover hen, een gedefinieerde strategie om ze te benaderen. Maar dat is niet het geval. Het is moeilijk om vol te houden dat de klassieke socialistische doctrine bij het bepalen van een houding tegenover zulke technische kwesties nog van enig nut is; datgene waarover die doctrine zich duidelijk uitspreekt is in die kwesties niet meer te herkennen, de manier waarop het in de problemen aanwezig is, is te ingewikkeld geworden.
Het is er naar mijn overtuiging nog wel in aanwezig, en die overtuiging lijkt mij op het ogenblik de enige zinnige vorm die een socialistische overtuiging kan hebben; dit in tegenspraak met degenen die doen of er geen vuiltje aan de socialistische lucht is, en zeer in tegenspraak met degenen die uit de bestaande situatie willen afleiden dat socialisme onmogelijk is; de efficiency van het economische apparaat is volgens hen de enige realiteit, vreemd aan zoiets als een voorafgaande keuze, aan een filosofisch uitgangspunt dat onderscheidt tussen doel en middel. De technocratie wordt wel af keurenswaardig gevonden omdat het iets met techniek te maken heeft, de techniek die ons bedreigt, die de mens verplettert, etc. Maar wat mij betreft is een technocraat alleen een technicus die niet in staat of niet bereid is om het politieke karakter van zijn instructies te onderkennen. Het volhouden dat de moderne economische complicaties vreemd zijn aan ideologie - dat wil zeggen, in laatste instantie, aan onze eigen intenties - lijkt mij een vorm van mysticisme, dat zoals alle mysticisme berust op de neiging om moeilijkheid te verwarren met onkenbaarheid, om een probleem van grote ingewikkeldheid te vereenzelvigen met een mysterie. De recente vogue voor pragmatisme is in werkelijkheid de ontkenning van een positivistische wereldbeschouwing, het is een afstand doen van het beginsel dat door redelijk en doelbewust te handelen de consequenties van die handelingen beheerst en geanticipeerd kunnen worden. Het is wat het pretendeert niet te zijn: een soort religie; immers het veronderstelt dat door te handelen zonder geprojecteerd doel, maar afgaand op de onmiddellijke nuttigheid van afzonderlijke aanpassingen, uit het totaal ‘vanzelf’ een voor de mens wenselijke en optimaal voordelige situatie voort zou komen, wat gelijk staat met een geloof in verlossing en voorbeschikking.
Het socialisme daarentegen is een wetenschappelijke theorie; die pretentie geldt niet voor het doel, maar voor de middelen om het te bereiken. Maar een wetenschappelijke theorie dient rekenschap te geven van de realiteit, en niet omgekeerd. Als het tegenwoordige pragmatisme (geen relatie met het pragmatisme van James, Schiller of Dewey, en eigenlijk een verkeerd woord) zich voorstelt om met de werkelijkheid om te gaan zonder last te hebben van een theorie, dan is er iets voor te zeggen in het socialisme meer en meer een poging te zien om met de theorie om te gaan zonder last te hebben van de werkelijkheid.
Wat dit betekent is dat de theorie zich niet met de feiten en beschikbare inzichten mee heeft ontwikkeld, en dat de bruikbaarheid van die theorie zo langzamerhand beperkt is tot feiten en verhoudingen die niet meer bestaan. De prevalerende houding daartegenover is te doen of ze nog wel bestaan.
Vandaar de enorme nostalgie die in de socialistische gelederen bestaat naar de heroïsche dagen van het verleden, toen het nog duidelijk was waar men voor, en waar men tegen moest zijn: een wereld van arbeiders en een wereld van kapitalisten, van proletariaat en reactie, in tegenstelling tot de huidige werkelijkheid waarin die begrippen zoek zijn, verschoven, vermengd, onidentificeerbaar geworden; het is nu eenmaal onmogelijk om de kop af te hakken van een beest waar geen kop meer aan te herkennen is.
Dat betekent niet dat er geen organen meer zijn die die functie verrichten, maar dat de fysiologische kennis ontbreekt die in staat zou stellen om deskundige anatomische observaties te verrichten. De fysiologische kennis heeft geen gelijke tred gehouden met de mutaties van het beest, en dat is des te verwonderlijker omdat die mutaties voornamelijk het gevolg zijn van ingrepen van de fysioloog zelf.
De socialistische theorie staat, anders ge-