is geraakt: moorden tot het op is. Dat wijst op een instinctmatig gedrag waarop de noodzakelijke rem (b.v. de afhankelijkheid van vlees zoals de jagersvolken dat hadden) ontbreekt.
We hebben in zo'n korte tijd nog niet een afgerond instinctmatig verdelgingspatroon tegen alle dieren ontwikkeld. We roeien ze wel uit, maar als uitlaatklep houden we vele en zelfs onnutte dieren in en om ons huis. Het is overigens de vraag of we in het kweken van mopskoppen, krom- en kortpotigen, kwijlende reuzen en hysterische dwergen niet van een veel perverser haatgevoel tegen de nog restende dierenwereld blijk geven.
De surrealisten en velen na hen hebben betoogd dat men de grote kunstmusea moet verbranden, dat elke generatie eigen kunst moet maken en niet vastzitten aan het verleden. Er is iets voor te zeggen en heel veel tegen; de meeste surrealisten en andere radicalen zouden waarschijnlijk tot de laatsten behoren - later dan sommige generaals b.v. - om oude kunst te vernietigen.
Daarom is het zo vreemd dat we dagelijks bezig zijn met de vernietiging van onherstelbaarheden. Elke generatie zal waarschijnlijk wel weer opnieuw kunst maken, maar de planten en dieren en de grote landschappen die in een explosief versnellend tempo verloren gaan - door de eisen van industrie, door niet te voorziene gevolgen van insecten- en onkruidbestrijding, door de vicieuze cirkel van betere wegen, meer verkeer, alle bijverschijnselen van de bevolkingstoename - zullen nooit meer te vervangen zijn.
De knapste kweker kan nooit meer de trekduif terugkweken of de binnenkort verdwenen slechtvalk. De eerste natuurbeschermers zeiden dat als er niet gauw wat gebeurde ten goede, hun kindskinderen de treurige gevolgen zouden dragen. Er is te weinig gebeurd ten goede en die kindskinderen zijn wij. Tenzij er radicaal ingegrepen wordt, zullen in de komende 10 jaar onze meeste roofvogels verdwenen zijn, evenals de vossen en dassen, de zangvogels zullen zijn omgekomen door vergif of gebrek aan voedsel. Ons enig levende gezelschap zal bestaan uit ratten, muizen, mussen, spreeuwen, wat kraaien en meeuwen.
De koning der schepping omringd door aas- en alleseters.
De witte neushoorn stond in de twintiger jaren bijna op uitsterven. Dank zij strenge beschermingsmaatregelen was hun aantal zo toegenomen dat men tot voor kort meende dat er geen gevaar dreigde. Maar toen de Simba's in Congo hun soldij te lang niet uitbetaald kregen slachtte men van de 1200 dieren in het Congolese Garamba Nationale Park er 1172 af (de hoorns zijn veel geld waard voor de bereiding van liefdeopwekkende dranken en poeders).
Er zijn veel van deze gevallen in de uit kolonietoestand bevrijde staten. De nieuwe regeringen hebben wel andere dingen aan het hoofd dan om te denken aan wat in ons land door hoge agrarici wordt genoemd ‘wat vogeltjes en beestjes’ (als het over de indamming van de waddenzee gaat). Vele oud-kolonialen zien daarin reden tot paternalistische klaagzangen, vanaf verkondigingen dat de mensen nog niet rijp zouden zijn, tot aan regelrechte rassenwaan: dat alleen de blanken zulke belangen kunnen behartigen. Voordat wij met dit sombere koor instemmen (er zijn al genoeg fusies) moeten wij wel bedenken dat van de tientallen soorten die in de afgelopen eeuwen werden uitgeroeid er niet één verdween door de activiteiten van een niet-Westers volk. Alle uitroeiingen en de grote verliezen die ons nog te wachten staan ten gevolge van de moderne industrie, staan op naam van de modern geoutilleerde, westerse blanke. En als in de toekomst de eskimo's misschien de laatste kariboe's neerschieten of de Arabieren de laatste algazel, dan is dat volgens methoden en met de wapens die ze direct van het westen hebben overgenomen.
Er zijn enkele lichtpunten. Stookolie en olie uit gebroken reuzentankers komt soms in zulke hoeveelheden op de stranden dat badgasten wegblijven. Dan is er goddank eindelijk een economisch belang geraakt. De badplaatselijke gemeentebesturen en V.V.V.'s gaan klagen en dan wil er wel eens wat besloten worden in de richting die al tientallen jaren bepleit wordt door vogelliefhebbers, natuurminnaars.
De blauwgraslanden, schrale weiden met vrijwel oneetbaar hard gras (pijpestrootje) en vele orchideeën, rijk aan weidevogels, verdwijnen zelfs daar waar ze door natuurbeschermende stichtingen zijn aangekocht, doordat meststoffen via de sloten de schraalheid aanvreten. Gelukkig heeft men nu ontdekt dat het hooi van deze graslanden enkele stoffen bevat die erg goed moeten zijn voor K.I. stieren, ze masturberen beter of zoiets.
Ook de antilopen van Oost-Afrika zullen op de duur alleen kunnen blijven bestaan als de grote economische voordelen van een gecontroleerde oogst en - buiten het oogstseizoen; men moet de jacht als sport afmoedigen - touristenbezoek tot de bevolkingen zullen zijn doorgedrongen.