denken misschien nog met huiver terug aan wie er in dat programma allemaal beledigd en gekwetst werden, maar het huivert ze tenminste even erg als ze zich daarbij die hoofden weer voor de geest halen: de joodse agressiviteit van Frenkel Frank en Van Tijn, de gluiperige blik van de platpratende Ferdinandusse of het pappige hoerelopersgelaat van Blokker.
Niet voor niets publiceerde De Telegraaf bij elk bericht over de VPRO-plannen pro memorie de portretten van de gehate grapjassen.
4. Bijwijze van tussenvraag: is satire per definitie ‘links’, en zo nee, waarom schijnt zelfs geen poging te worden ondernomen om tot een rechts satirisch programma te komen, dat bij de Tros toch zo onder dak zou zijn? (Van Tros-hoofd mr J.M. Landré heb ik thuis nog een briefkaart liggen waarop hij dankbaar schrijft zich tranen te hebben gelachen om de Zo-is-het-aflevering van 11 februari 1966 waarin drie nummers en een stuk of acht losse grappen voorkwamen rondom het huwelijk van Beatrix en twee ‘items’ tegen De Telegraaf. Ga zo door, smeekte Landré. Drie maanden later beloofde hij in De Telegraaf dat de Tros-programma's de huiskamer zouden ‘respecteren’ en dat niemand bang hoefde zijn voor ontsporingen à la Zo is het. Een bewegelijke man.)
Ik zie mogelijkheden genoeg - of hebben mensen als Jacques de Kadt, Jacques Gans, Godfried Bomans, Frits Behrendt, schoutbij-nacht Moorman en G.B.J. Hiltermann geen idealen meer op het gebied van Vietnam, Israel, de zuiverheid der moederkerk, de vernietiging van Sowjet-Rusland, Zuid-Afrika en Elsevier die in de werkelijkheid van onze samenleving worden ondermijnd door uiterst rode weg-met-onzers? Van Riel heeft er een tijdje geleden antwoord op gegeven. In tegenstelling tot linkse intellectuelen, zei hij, zijn rechts geaarde intellectuelen tevreden met hun werkelijkheid. Rechtse intellectuelen immers zijn aangepast aan de maatschappij: ze hebben hun academische studie tot het laatste toe volbracht, ze hebben een passende sociale functie in de samenleving gevonden en zien geen enkel belang in de wijziging van hun status quo, integendeel. Kijk daarentegen naar intellectueel links, grotendeels te vinden in de hoek van kunstenaars, journalisten en televisiemakers: dat zijn voor 80% gesjeesde studenten die tot op hoge leeftijd onvrede blijven koesteren over de status die ze niet bereikt hebben. De ene groep is gebaat bij stilstand. De andere kan van beweging nooit minder worden. Van Riel heeft gelijk. Rechtse intellectuelen houden er geen idealen op na. Satire - het genre waarin de tegenstelling tussen werkelijkheid en ideaal wordt gehekeld - is per definitie links.
5. Tot de meest bezongen eigenschappen van het Nederlandse volk behoort z'n werkelijkheidszin. ‘Realist zijn’, schreef echter Jan Romein, is een gevaarlijke illusie: ‘ze komt neer op de waan dat de werkelijkheid goed is zoals zij is’. (Maar Romein was marxist - één van de weinige linkse intellectuelen die z'n academische studie tot het einde toe volbracht en zelfs, zij het ernstig tegengewerkt door z'n rechtse geestesbroeders van voor de oorlog, een passende sociale functie vond.)
Het realisme van het Nederlandse volk houdt wel ruimte over voor kleine correcties op de werkelijkheid zoals zij is, maar verzet zich ernstig tegen elke vorm van twijfel aan de waan dat het bij de gegeven werkelijkheid best is uit te houden: je weet wel wat je hebt, niet wat je krijgt.
In dat licht gezien was de satire van Zo is het een zaak van on- (of anti-) Nederlandse activiteit, hetgeen de McCarthyachtige reactie verklaart in De Telegraaf, de meest realistische aller kranten. In dat licht gezien begrijpt men het alternatief waarmee tegenstanders van Zo is het niet moede werden te komen aanzetten: Wim Kan - de man met de kleine correcties links en rechts op de werkelijkheid die hij onvoorwaardelijk liefheeft zoals ze is.
6. Ik noem De Telegraaf de meest realistische krant van Nederland en stel er prijs op te verklaren dat ik dat niet ironisch bedoel, noch ook opschrijf met in de achterhand de nobele ontzetting, het journalistieke eergevoel of de ethische verontwaardiging die in sommige (linkse!) kringen gemobiliseerd plegen te worden als dat dagblad ter sprake komt.
Ik ben veel pessimistischer dan met boosheid of ethiek te becijferen is. Alle Nederlandse kranten, en alle Nederlandse radio- en televisieverenigingen functioneren bij de gratie van het realisme in de Romeinse zin van het woord, d.w.z.: het zijn allemaal aspirant-Telegrafen, en ze hebben alleen niet zoveel abonnees, dus niet zoveel macht, omdat ze hun ‘realisme’ niet zo consequent toepassen. Uit gemakzucht, uit een kwaad geweten of uit sentimentaliteit geven ze soms ruimte of zendtijd aan irreële (ideële) gedachten, maar dat wordt ze dan altijd terstond ingepeperd met bedankbriefjes, hetgeen