Natuur en mens
Jos Ruting
Binnenlands nieuws
Een scherpschutter werd door een wolf aangesproken. De wolf zei: ‘Met uw welnemen meneer, wij zijn allebei roofdieren, bewijs mij een dienst op grond van onze verwantschap. Middelbare scholieren en studenten lopen met spandoeken door mijn natuurreservaat. Ze jagen de wilde geiten op de vlucht en het is hier toch echt mijn wildernis met mijn wilde geiten die ik mag opeten. Wees zo goed en wil enige “elementen” voor mij neerschieten om de orde te herstellen. Mag ik de eer hebben u naar een trefpunt voor samenscholing te brengen?’
De scherpschutter volgde de wolf. In een dal tussen steenhopen zag hij een mensenmenigte. Binnen vijf minuten had hij verscheidene personen doodgeschoten en het dal schoongeveegd. Zijn slachtoffers waren allen in het wit gekleed. Die witte kleding maakte de jachtdoelen op grote afstand zichtbaar.
‘Ik ben u dankbaar’, zei de wolf. ‘Na uw dood zal ik een beeldje in het bos zetten en uw nagedachtenis eren’.
Een wolf werd door een scherpschutter aangesproken. De scherpschutter zei: ‘Kom Kazan, wij zijn allebei fatsoenlijk, bewijs mij een dienst op grond van onze verwantschap. Middelbare scholieren en studenten lopen met spandoeken door mijn industriestad. Ze jagen de stomme geiten op de vlucht en het is hier toch echt mijn industriestad van de industrie die het bloed van de stomme geiten mag drinken. Wees zo goed en wil enige “elementen-soortgenoten” voor mij verscheuren om de orde te herstellen. Mag ik, laat mij fatsoenshalve zeggen, de satisfactie hebben om je naar een trefpunt voor samenscholing te brengen?’
‘Ben je bedonderd’, zei de wolf. ‘Wij wolven jagen op schapen en wilde geiten maar niet op soortgenoten. Wat verscheuren betreft kan ik mijn mannetje staan, maar dacht je soms dat ik zo diep gezonken was dat ik mijn soortgenoten voor jou zou aanvallen? Zoiets is ver beneden de waardigheid van ons “sociale roofdieren”.’
‘Oh sorry jongen, sorry dear friend’, zei de scherpschutter, ‘ik maakte een missteek, ein fehler. Ik bedoel natuurlijk niet “jouw soortgenoten” maar “mijn soortgenoten”.’
De wolf volgde de scherpschutter. In een dal tussen steenhopen zag hij een mensenmenigte. Binnen vijf minuten had hij verscheidene personen verscheurd of alleen maar gebeten maar toch in elk geval doodgeschoten en het dal schoongeveegd. Zijn slachtoffers waren allen in het wit gekleed. Die witte kleding maakte de jachtdoelen op grote afstand zichtbaar.
‘Ik ben je dankbaar’, zei de scherpschutter. ‘Na jouw dood zal ik een beeldje in het plantsoen zetten en jouw nagedachtenis eren’.