De Nederlandse film
Raoul Chapkis
Iemand van 800 jaar heeft meer gelachen dan tien mensen die gewoon 80 worden bij elkaar.
Dat lijkt paradoxaal, want is het aantal grappen niet zeer beperkt, en zou zo'n 80-jarige na de eerste 80 jaar nog wel lachen kunnen? Maar dan miskent u het wezen van de humor. Het wezen van de humor ligt in de herhaling. Het leukste in de Jan Cremerkrant en op de tentoonstelling Jeugdsentiment - De jaren '50 vond ik de belegen moppen. Toen ik voor de eerste maal Meneer Visser op de vraag ‘hoe laat is het?’ met ‘kwart voor schijten’ hoorde antwoorden, vond ik dat maar zo-zo. Nu kan men mij op elk ogenblik van de nacht wakker maken en ditzelfde vertellen, en ik zal er om proesten.
Maar er is nog een betere reden: Die 800-jarige ziet komische patronen, waar een kortlevende niet aan toe komt. Tenzij zo'n kortlevende specialist is op een bepaald gebied. Bijvoorbeeld op het gebied van het eten van dieren. Vegetariërs en slagers zien met geamuseerde verwondering hoe iedere drie maanden een klein hetzetje tegen een klein misstandje op dierendoodgebied even opvlamt. In januari was dat bij de lezers van Ik, Jan Cremer II het kip eten. Men geloofde blindelings zijn onzinnige beschrijving van een Spaanse kippenfabriek, men gruwde, en men weigerde kip te eten. Wel at men, een ietsje meer, in die tijd paté de foie gras, tartaar, kreeft en paling. Nu is het maart en zijn de zeehonden aan de beurt, die terwille van hun bont levend geslacht worden. Alsof er ooit in de wereldgeschiedenis een dier niet leefde voor het geslacht werd. Het Handelsblad stak in een komisch stukje, in een komische rubriek, de draak met de zeehond. Prompt vatte Parools ‘dagboekanier’ het serieus op. Dag aan dag preekt deze gepensioneerde zeerover de kruistocht tegen de Canadese zeehondjagers, waarna hij thuis zijn biefstukje eet. Dames rennen in hun vossen- of konijnenbont naar de brievenbus om hun adhesie te betuigen met de zeehondjagersjagers. Slagers en vegetariërs kijken elkaar aan.
Of je bent toevallig specialist in de taal. Je weet dus dat spelling niet zo wezenlijk is, dat een uniforme spelling niet nodig, en in een heleboel talen afwezig is. Dat wij een hele handige spelling hebben, die Fransen en Engelsen ons benijden. Toen na de oorlog de dubbele ee en de dubbele oo verdwenen, werd van alle daken geweend dat dat het eind van onze taal was. Het is meegevallen. Nu stelt men een hervorminkje voor, dat 1% van de vorige beslaat en weerom is het gehuil niet van de lucht. Alle verkeerde argumenten van 20 jaar geleden komen weer aanrollen, met nog minder reden van bestaan. De ingezondenbrievenrubriek van de Telegraaf staat bol. Harry Mulisch en Godfried Bomans hebben elkaar gevonden in hun heilige strijd voor behoud van het oude. Even onwijs roert zich de vereniging voor wetenschappelijke spelling, die nog verder wil gaan.
Onze 800-jarige blijft lachen. Het districtenstelsel, of het idee van een brede socialistisch-achtige volkspartij, hij slaat zich op de knieën, bij de herinnering aan vroeger.
U merkt het: mijn voorbeelden komen allen uit de allerlaatste tijd. Dat komt omdat ik geen 800-jarigen ken.
Trouwens iemand van 800 jaar heeft ook meer gehuild dan tien mensen die gewoon 80 worden bij elkaar.
Maar dat is een ander verhaal.