intrede doet verliest men het aloude verschil uit het oog. Men gaat dan bijvoorbeeld in een land waar de drukpersvrijheid door de grondwet gewaarborgd is een film- en een radiocensuur instellen als deze nieuwe media hun intrede doen. Zo ziet men ook het stripverhaal als iets verderfelijks - hoewel in die verhalen niets gebeurt dat men niet ook bij Homerus of Shakespeare tegenkomt.
Over de Russische censuur bestaat een interessant misverstand dat men in bijna alle handboeken tegenkomt, het misverstand namelijk dat de Russische literatuur der 19e eeuw zeer sociaal gericht was omdat de literatuur het enige terrein was waarop men de mogelijkheid had politieke, sociale, economische vraagstukken aan de orde te stellen. In twee opzichten lijkt mij die door bijna iedereen gedeelde opvatting onjuist. Ten eerste is de 19e-eeuwse Russische literatuur niet socialer, politieker, ‘geëngageerder’, ‘sociaal bewogener’ of hoe men het noemen wil dan de Westerse literatuur van de 19e eeuw met Byron, Dickens, Balzac, Multatuli, George Sand, Heine, Börne, Zola e tutti quanti. Ten tweede bestond naast de Russische fictie wel degelijk een groot stuk publicistiek dat zich met ‘sociale’ vraagstukken bezighield, o.a. met de vraag welk ‘sociaal’ vraagstuk in die en die roman aan de orde was en of de auteur wel links genoeg of (bij rechtse tijdschriften) niet te links was. Menige schrijver was trouwens mans genoeg om als hij iets te beweren had dat rechtstreeks te doen, in zijn bellettrie zelf (Poesjkin, Toergenjev, Tolstoj), of in afzonderlijke publicaties (Gogol, Dostojevski, Tolstoj).
Men haalt hier geloof ik twee dingen door elkaar. Het zeer ‘sociaal’ geinteresseerd zijn van de publieke opinie is in de Russische cultuurgeschiedenis blijven hangen en in het Westen een beetje vergeten, zodat de huidige historici een verschil zien dat er destijds in veel mindere mate was dan men nu denkt. Wat er wel was was iets anders: de overheid liet in fictie de beschrijving toe van zaken die zij niet zou hebben toegelaten als ze als echt werden beschreven. Ter illustratie een voorbeeld uit de praktijk van de huidige Russische censuur: in de roman Dubbelportret van Venjamin Kaverin (1966) komt even iemand ter sprake die in 1954 tot dwangarbeid is veroordeeld omdat hij in een particulier gesprek een roman die de Stalinprijs had gewonnen als ‘dameshandwerk’ had gekarakteriseerd. Toen later de grote amnestie kwam profiteerde deze ongelukkige daar niet van omdat zijn veroordeling had plaats gehad na Stalins dood. De censuur in Rusland is tegenwoordig zo, dat zij in een roman zulk een geval toelaat. Indien Kaverin een artikel had geschreven waarin hij het geval zelf zou hebben ter sprake gebracht met naam en toenaam (naam van roman, auteur, aanbrenger, rechter, aanklager) zou de censuur dat stuk niet hebben doorgelaten; de kans is zelfs vrij groot dat ik, als ik die namen kende, ze hier niet zou publiceren, uit vrees de ondertussen ‘gerehabiliteerde’ beklaagde in moeilijkheden te brengen.
Los hiervan staat het optreden van een censor die juist omgekeerd te werk gaat: dingen die in een beschrijving van de werkelijkheid misschien toegelaten zouden zijn, worden soms verboden in fictie vanwege de zware ‘met betekenis beladenheid’ van de kunst. Zo wilde de metropoliet van Moskou de kraaien op de kruisen van de kerken van Moskou in Jevgeni Onegin verbieden, omdat hij dit een sacrilegium achtte - ondanks het feit dat op de echte kruisen wel degelijk kraaien zaten en hij waarschijnlijk geen aanstoot zou nemen aan het noemen van dit feit buiten literair verband.
Er zijn drie dingen over Rusland die iedereen gelooft; 1. dat de Russen uitzonderlijk goed vreemde talen kunnen leren; 2. dat je in Moskou niet vrij mag rondlopen; 3. dat de Nederlandse pers een te ongunstig beeld geeft van de toestanden in Rusland. Zoals zo vaak verandert kennismaking met de feiten niets aan deze meningen. De wereld zit vol met Russische ambassadeurs die in de landstaal niet eens de weg kunnen vragen. Ieder jaar lopen er in Moskou een paar duizend Nederlandse toeristen rond. Het bijgeloof over het te ongunstige beeld wordt aangehangen door redacteuren-buitenland en hoofdredacteuren van grote kranten, die net zoveel TASS-berichten op kunnen nemen als ze willen en die niet begrijpen dat dit ongunstige beeld juist door die TASSberichten wordt opgeroepen.
Twee aardige voorbeelden van meningen die onwankelbaar standhouden tegen feiten. Ivan Aksakov, zoon van de oude Aksakov, was slavofiel en verheerlijkte de Russische autocratie, de Russische kerk en de Russische baard. Vijf jaar lang vocht hij voor die baard, maar op last van Nicolaas I moest hij hem afscheren. Dat verhinderde hem niet te schrijven: ‘Het Westen is geheel doordrongen van innerlijke leugen, het is een walgelijk fenomeen geworden. Nee, de vrijheid is