Anti-anti
J. Pen
Het anti-amerikanisme mag begrijpelijk zijn, het is wel een irriterend verschijnsel. Men richt zich in de regel tegen een Amerika van eigen makelij, en vergeet gemakshalve dat de Verenigde Staten een heterogeen land is met duizenden uiteenlopende opinies en ideologieën, ontelbare groepen en groepjes, en 200 miljoen mensen die niet zoveel op elkaar lijken als de anti-amerikanen elkaar telkens weer verzekeren. Het is een land waar iedere stroming zijn tegenstroming uitlokt, en waar geen enkele mening onbestreden blijft. Het anti-amerikanisme perst al deze heterogeniteit ineen tot een overzichtelijk stereotype waar je makkelijk tegen aan kunt schoppen.
De belachelijkheid van het anti-amerikanisme spreekt bij de ene variant duidelijker dan bij de andere. Bijzonder aanmatigend en dom is de variant der europeanisten, die menen dat het hier allemaal zoveel cultureler en hoogstaander toegaat dan daar. Wij hebben immers zo'n lange geschiedenis, en zullie zo'n korte. Dat de Europese geschiededenis druipt van bloed en onrecht wordt natuurlijk voorbijgezien, en wat dat betreft gaat onze herinnering nog geen vijfentwintig jaar terug. De culturele variant (Amerikanen zijn coladrinkers die nooit naar de schouwburg gaan) wordt beleden door jenever- en bierdrinkers die Elsevier en Panorama aan de top van hun culturele activiteiten hebben staan; ik moest ze niet kennen.
De gallische variant is die van het geborneerde chauvinisme - bij de generaal zelf is de mentaliteit brutaal, plat en levensgevaarlijk, bij iemand als Simone de Beauvoir (L'amérique au jour le jour) is het anti-amerikanisme eigenlijk een heel wonderlijk verschijnsel; een mengsel van intelligente achterdocht en ongelooflijk dom provincialisme. Zij verbaast zich iedere keer als de Amerikanen op mensen lijken, maar concludeert dan haastig dan het dan ook wel onderdrukte Amerikanen zullen zijn, minderheden die eigenlijk in het land niet thuishoren. Haar opvatting dat alleen de ‘Pullman-klasse’ consumeert, en dat de massa economisch verkommert is een bewijs van de macht van het anti-amerikanisme - het slaat sommige mensen met blindheid.
Het anti-amerikanisme van baard en provo is nog het meest sympathieke. Zij protesteren tegen het beeld van de welvarende natie, tegen de prestatie, tegen de macht. Dat kan best een consistent wereldbeeld opleveren, zolang men zelf arm, machteloos, onwerkwillig, onverantwoordelijk blijft. Natuurlijk heeft ook Amerika zijn provo's, maar dat is het officiële Amerika niet. (Hoe gevaarlijk het ontwerpen van zo'n officieel imago ook is, dit mag m.i. nog net gezegd worden). Toch zouden ook de provo's m.i. moeten erkennen, dat er geen land ter wereld is dat zijn beatniks zoveel kansen geeft om zichzelf te zijn als juist de V.S. Men mag er protesteren en demonstreren, ten minste op de meeste plaatsen, en zonder vergunning van de burgemeester. En waar in de wereld lukt het de studenten om de twee opperbestuurders van de grootste universiteit de laan uit te jagen? Dat gebeurt alleen in Californië.
Het anti-anti-amerikanisme houdt niet in - ik zeg dit er maar even bij voor kwaadwillige lezers - dat wij de John Birch Society moeten omhelzen, of tevreden moeten zijn met het tempo van de rassenintegratie, of de Amerikaanse politiek in Vietnam moeten toejuichen. Wie vindt dat de gebeurtenissen in Vietnam toch een uitvloeisel zijn van een officieel Amerikaans standpunt, en dat dit hem het recht geeft anti-amerikaans te zijn, mag ik uitnodigen om even na te denken over de volgende vraag: stel dat iemand (een Nederlands iemand) tegen de toenmalige officiële politiek van de Nederlandse regering ten opzichte van Nieuw-Guinea was - zou dat hem of haar dan ook anti-nederlands hebben gemaakt? Wie ‘ja’ zegt, mag dan desnoods van mij ook een beetje antiamerikaans zijn.