plekken tussen palmen, hard gras en stekelstruiken. Het gevoel van High Infidelity werd sterker en ik stond op om af te rekenen aan de bar, bij een Afrikaan in een soort wijde Volendammer broek en rood hesje, versierd met Air France's vliegende luchtpaard.
De luiken van mijn kamer waren dicht, het zoemen van de climatiseur dempte de stemmen op het terras en het morgenconcert, het bed was breed en zeer leeg, wachtend, ja, op wie of wat. Die geur, wat heeft die precies te zeggen, die geur van twintig jaren geleden, van Indonesië toen, die stille maar onuitroeibare geur van donker, hard hout, van vocht net niet schimmel, van eindeloze gele rivieren, van ongekende regenbossen. Ik kleedde mij uit en viel bloot op het bed, nogal tevreden terug te zijn. Twintig jaren lang was ik in diepvries geweest, leek het nu wel, maar die geur was er altijd geweest. Wat ze te zeggen heeft, weet ik nog altijd niet, net niet. Het lijkt een kleine moeite erachter te komen, die twintig jaar op te pakken in één hand en te doorzien, maar het hoeft niet. Het is al voldoende dat het deksel van de diepvries is gelicht, al was het maar voor een minuut. Ik bladerde door het telefoonboek dat op het kastje naast mijn bed lag. Het bevat alle abonneenummers van Abidjan en de rest van Côte d'Ivoire en verder, verder Afrika in, langs de kusten en door de wouden, door savannes, door steppen en woestijnen, naar Dakar, door Togo en Dahomey, naar Cotony, naar Ouagadougou in Haute Volta en nog veel verder naar boven, door Niger, alle abonnees van Frans sprekend Afrika in een telefoongids van de omvang van Alkmaar. Afrikaanse namen, Franse, Syrische, Griekse en onbegrijpelijke namen van spontane herkomst.
Het terras is iets voller, met Fransen die hier veel stiller lijken dan thuis, een enkele Afrikaanse notabel, aanhoudende wind met een enkele druppel, drie zwemmers proestend in het zwembad en een nieuwe Vivaldi, iets zachter gedraaid nu. Enige begeleiding door wuivende palmen en onderaan de heuvel de golfjes van de wijde theebruine lagune. Aan de overkant van de lagune drijven de uitgestorven witte wolkenkrabbers van Abidjan's zakenwijk. Het is erger dan een engelse zondag. Ik loop langs het hotel, achter de bijgebouwen om, langs de kiosk met Paris Match, L'Auto - De Nieuwe Renault R 16!! -, cigaretten en dure ethnografica.
Ik sta aan de rand van een dal of liever een heel grote kuil van rode aarde. Het steile pad naar beneden is doorsneden met diepe regenvoren, soms zijn hele stukken weggeslagen en moet ik springen. Alles spoelt hier weg, erosie, tristes tropiques, Vivaldi is weggezakt, het hotel lijkt van hier een verdwaalde, modernistische honingraat, die alleen bij de gratie van koeling overeind kan worden gehouden. De aarde schijnt hier ineens in versneld tempo rond te tollen in een doodstil, witheet vacuum. Weg koele zondagochtend, ik zweet als een otter. Plotseling hoor ik trommels in de verte en veelkelig gezang dat uit de lagune schijnt te komen, roeiers misschien, het schijnt te echt en mooi om waar te zijn en ik hol naar beneden om vooral niet te laat te komen. Onderin het dal of de kuil blijf ik drijvend staan, er komt een Afrikaan aan in een wijde mantel en met een splinternieuwe fiets aan de hand. Hij kijkt me verbaasd aan, wij groeten neutraal met een kort Ça va, jazeker, ik ben hier al helemaal thuis. In de kuil zijn een paar veldjes met igname, willekeurig verspreide papajaboompjes en bougainville als onkruid. Doodstil is het, maar dan hoor ik het gonzen van de insekten aanzwellen, gegons van de vliegtuigeskaders die overkwamen, vroeger in de oorlog. Libellen bij tientallen en dan zie ik ineens de vogels, rode, gele en kleine zwarte met enorm lange eksterstaarten. Na Vivaldi is het allemaal erg opwindend, deze snikhete, gonzende en crazy volière. Ik schijn wel honderd maal vlugger dan normaal te leven, zowat als in films waarin mensen sterven onder een witte kolkende hemel, ronddraaiende boomtoppen en vreemde geïsoleerde geluiden, misschien al uit de nieuwe wereld. Beter nu maar rustig doorlopen, kuil is wel buitengewoon warm op het midden van de dag, oppassen voor zonnesteek, vooral kalm beginnen.
Aan de andere kant van het dal klim ik langzaam naar boven, naar de tomtomgeluiden die weer zijn begonnen. Als ik boven ben, barst het leven los. Voor mij, in de schaduw van zware oude bomen, ligt een soort dorp, een netwerk van paden en een hoofdpad vol diepe kuilen en plassen, met