|
| |
| | | |
Leo Vroman
Java
van het natgezweten laken plat.
hurkte de eekhoorn knagend in zijn slaap.
blote voeten in het grind
misschien zelfs een volledig mens.
Daar kom ik nooit meer achter.
Langzaam verdort ook mijn wens
nog een maal onder de tropenhete
tot stilstand gekomen lucht
in de stoomkoker van mijn eigen
Als veel te hoge grijzen vazen
in twee rijen kale glorie
voor de gipsen doodspaleizen
die bruingeel gestriemd met bloed
van rottend ijzeren daken
als zandkastelen, de vloed
Niet tot de kruinen der bomen
in ons laatste jaar van heerschappij
beklommen wij Parang Twee,
in het donker dropen vlammen omhoog
uit flessen in de handen der dragers.
Een dikke laag van jaren lang
neergetuimelde bamboeblaren
dempte onze stappen en de hunne
tot een onbedoeld sluipen.
En toen antieke slangenwortelen
omstrengelden wat niet vluchtte
(gewurgde balustraden bungelden
en omhelsde zerken braken nog even)
toen konden wij, gevangenen
tot het strand van Tjilatjap
het met planten overstroomde patroon
van plantages al haast niet meer zien,
vonden slechts groene fonteinen
van bananenbladeren nog in bange
groepen staan en de klapperpalmen
nog in linies, geeft acht
voor de vergane commandant
's Nachts klapperden de klamboes
en dan donderde het water
met een slet of schatje in hun slaap
of ontwakend vloekten tegen
hun met regen natgespatte bed.
|
|
|