papiertje en stak het in haar mond.
Het hek zwaaide open. Rem liep verder met zijn fiets. Toen hij aan de andere kant van het hek was keek hij om. Hij zag dat de auto te breed was voor het hek. De Amerikaanse wagen kon er niet door.
De dikke man had het ook gezien. Hij stond een beetje besluiteloos om zich heen te kijken. Zo ver het oog reikte stonden houten paaltjes in het land, verbonden door ijzerdraad. Het viel Rem op dat de 2CV er wel doorgekund had.
De bestuurder daarvan stapte uit. Het was een jonge man met een blond baardje. Hij droeg een korte kaki broek. Zijn knieën waren roodverbrand.
‘Wat is er aan de hand?’, vroeg hij.
‘Ik kan er niet door’, zei de dikke man.
‘Mooi is dat’, zei de baardige 2CV-bestuurder. Hij legde zijn handen om de paal van het hek en begon er aan te wrikken.
‘Helpt u eens even’, zei hij, omkijkend naar de dikke man die achter hem stond en met een witte zakdoek zich het zweet van het voorhoofd wiste.
De dikke man hielp hem, maar ook samen kregen ze nauwelijks enige beweging in de paal.
Rem had zijn fiets in het gras gelegd. Hij was gaan zitten. Hij was benieuwd. Hij hoorde het dichtslaan van een autodeur en zag dat het meisje was uitgestapt. Ze liep naar het hek en Rem merkte wel dat ze zijn kant uitkwam. Ze droeg bruine sandalen aan haar blote voeten.
‘Waar ga jij naar toe?’, vroeg ze. Rem keek op en wees in de richting van de molen.
‘Jullie kunnen er niet door’, zei hij. ‘En keren kan ook niet. De dijk is veel te smal’.
Het meisje keek om. Bij het hek probeerden de autobestuurders nog steeds of ze beweging in de paal konden krijgen.
‘Mijn vader werkt bij de Fordfabrieken’, zei het meisje, alsof dat zou helpen.
Rem zei niets.
‘Weet jij waar dat is?’
‘Bij de Hemweg’, zei Rem. Hij liet het achterwiel van zijn fiets ronddraaien. Hij liet de spaken langs zijn vingers glijden. Hij had wel in de gaten dat dit een opschepperig meisje was.
‘Wat zit daarin?’ Het meisje wees met haar voet naar het trommeltje onder de snelbinders.
‘Lucht’, zei Rem en keek een andere kant op.
De autobestuurders hadden hun pogingen opgegeven. De dikke veegde nogmaals het zweet van zijn voorhoofd. Die met het baardje schopte een steen weg; Rem hoorde een plons. Daarna liep de 2CV-bestuurder zonder nog iets te zeggen met grote stappen terug naar zijn auto en stapte in. Hevig schommelend begon de 2CV achteruit te rijden. De motor loeide.
‘Mieke!’, werd er geroepen.
‘We gaan weer’, zei het meisje.
Ze liep terug naar de auto. Het was meer huppelen wat ze deed. De dikke man keek nog een keer misprijzend om zich heen en stapte toen ook in. Met een luide klap sloeg hij het portier dicht. In de verte hoorde Rem de 2CV ronken.
De Amerikaanse wagen kwam in beweging. Langzaam reed hij achteruit. Door het zijraampje verscheen het hoofd van de dikke man. Hij keek telkens achterom en weer voor zich, terwijl hij stuurde.
Plotseling maakte de auto een vervaarlijke beweging in de richting van het water. Straks rijden ze de plomp in, dacht Rem. Het zou wel in de krant komen. Jongen van twaalf redt meisje uit auto van verdrinkingsdood. Vader die niet kon zwemmen omgekomen. Rem Rombouts, wiens grote hobby schaken is, vertelde ons dat hij geen moment had geaarzeld toen hij de auto onder water zag verdwijnen.
Rem ging staan en zette zijn fiets overeind. Hij keek de auto na, die voorzichtig verder achteruit manoeuvreerde en langzaam kleiner werd.