die oude mevrouw opeens, ‘het bad stroomt over!’ Ze was vergeten de kraan dicht te doen, ‘zo boeiend zijn nu de politieberichten’. Een minuut later wordt er bij haar gebeld, ze doet open, er staat een agent in de deuropening, ‘nou, u bent er vlug bij’, zegt ze, ‘hoe wist u dat we kwamen?’, vroeg die agent, enz.
In schilderskringen bestaat nog steeds het ietwat amusante denkbeeld dat ‘studiereizen’ naar het buitenland het aanzien van de kunstenaar en de kwaliteit van zijn werk verhogen. Dat dateert natuurlijk nog uit de tijd dat Hollandse meesters met een postkoets naar Italië trokken om daar het italianiseren te leren (u weet wel, Hollands binnenhuisje, raam staat open, op de achtergrond een Italiaanse berg). Bij kunsthandel M.L. de Boer in Amsterdam exposeren nu 8 Rotterdammers. Wat lezen we nu bijvoorbeeld over Guus de Ruiter? ‘Maakte reizen naar landen in Europa en daarbuiten’. Met andere woorden: hij is wel eens in het buitenland geweest. Kees Timmer: ‘1950 Studiereis Krugerpark Zuid-Afrika’. Henk de Vos: ‘Gedurende en vlak na de oorlog reizen naar Noord en Zuid Afrika, Indonesië, Australië.’ Bouke IJlstra: ‘Maakte studiereizen naar Griekenland en ging in 1963 met een reisbeurs naar Israël’. Wie veel reist kan veel verhalen. Mijn vader, Nicolaas Scheepmaker, accountant in ruste, maakte voor en na de oorlog reizen naar Zwitserland, Hongarije, België, Frankrijk, Oostenrijk, Griekenland, Joegoslavië, Spanje, Duitsland, Denemarken, Algerië, Liechtenstein, Monaco, Tsjecho-Slowakije, San Marino, Engeland, Luxemburg en Italië. En nu ik er goed over nadenk: hij was inderdaad wel een goeie accountant, ja.
Mien Duymaer van Twist, die plotseling als filmster furore maakt en over wier rol in De dans van de reiger Fellini zich in enthousiaste bewoordingen schijnt te hebben uitgelaten, debuteerde als toneelspeelster in 1907. ‘Stond er ooit een bekoorlijker bakvis op de planken?’, schreef een toneelcriticus. Op school (zo las ik in het archief van het Algemeen Handelsblad) noemde men haar ‘het mooie boerinnetje’, in de recensies werd haar ‘air de cocotte’ geroemd, en de beroemde Barnowsky (maar het kan ook de beroemde Reinhardt geweest zijn, daarover lopen de verschillende interviews uiteen) vond haar zo ‘chic’, dat hij haar als salondame wilde hebben. In de twintiger jaren debuteerde zij al als filmactrice, in Duitsland, samen met Mia May en Alfred Gerards, namen die mij geen bal zeggen, maar misschien bij de oudste lezers nog een herinnering wakker roepen. Mien Duymaer van Twist speelde Elisabeth van Engeland op het toneel, en verklaarde nog voor de oorlog in een interview dat het haar ideaal was ooit nog eens Koningin Wilhelmina te spelen in een geschiedkundig werk. En toen, en toen, en toen, maar waar het mij nu om gaat is dat zij zowel in 1932 als in 1938 in interviews uitspraken deed over het toneel die naar het schijnt hun geldigheid nog steeds niet verloren hebben. In 1932 zei ze: ‘Wat is er van ons geworden? Versnippering, versnippering, vermoeiend reizen, inspanning, hard werken... en een publiek dat wij niet meer vast kunnen houden, omdat 't aanloopt achter een Lilian Harvey, een Greta Garbo. Waar gaan wij naar toe!’. En in 1938 voegde zij daar aan toe: ‘Ik ben moe van het toneel... dat is alles. Ik zou er van af willen, van den heelen rommel, van den angst en de zorg om het bestaan... Ik zou weg willen en ergens in de zon liggen - geen autobussen meer, geen concurrentiezucht, geen lege zalen om tegen te vechten.’
Provo, Hitweek, witte fiets, KRO-3, Zo is het, Vrij Nederland, Henk Huurdeman, Pim de la Parra, Johan Cruyff, Nico van Hees, De Gids, Barbarber, Cees Buddingh', Jan Wolkers, Het Parool, Jan Hein Donner, Ir Ad van Emmenes, Frits van der Poel, Herman Wigbold, Malsen... Dat zijn ze wel zo'n beetje.