Hollands Maandblad. Jaargang 7 (214-225)(1965-1966)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] [Gedicht] Leo Vroman Kaapstad Zelfs de vinger, over de kaart kruipend, aarzelt aan de bocht van de Atlantische Oceaan. Het tocht. De weelde van tropen landen en regen om de hoek zichtbaar slaat hem al tegen. Wat moet dus het lichaam, per boot stil staand recht over het ware water gaand naar het land waar al wordt gereden en gelopen onder de Tafelberg in een Hollands Londen gestrooid langs een Zwitserse baai. Reisijlte zelfs geen lucht over van thuis daar gaat iets dat gaat hier zeker vaak probeer deze vrucht eens wij noemen die hier U zult wel moe zijn Het eerste ontwaken: de wang ontwaakt tegen een vreemd laken buiten zit een onleesbaar gezang in iets uit een boek daarover met gele bloesem in de kruin er heerst verdunde dierentuin Vanaf het stadsverkeer gaat de grond een halve aardbol naar het noorden. Daarvan meegebrachte woorden vallen dromend uit de mond, bloemen vallen uit de bomen op straat, op mensen met gebalde vuisten die van haat fluisteren. En door het stof naar Paarl nog wordt gewoond, maar dode stronken drukken reeds hun rode bloemen tegen de witte muren hoog daar boven hangen grijze wieren rij door rij door straks komen de dieren waar ik als kind om huilde van verlangen. Nee. Wel was ik alleen in een vallei, en alles wat in de verte groeide, alles wat tegen mij aan bewoog, en zelfs wat piepte en omhoog vloog, alles bloeide. We gingen in de nacht per kano over Zeekoevlei een zacht fluiten in de bossen in een hut zaten wij op kisten en aten vlees met wijn. Vorige Volgende