Eentje over het Auschwitzproces en nog een paar anti-fascistische over Hitler, Eichmann en dergelijke. Gefundenes Fressen dus voor een tentoonstelling over het fascisme, hoewel toch ook iets aan de te gemakkelijke kant. Verder waren er tekeningen van hem waarop we een politieagent met bloedhond zagen (Selma), Verwoerd die met blaasbalg een verzetshaard aanblies, iets met Franco, iets over de OAS en iets over de Ku Klux Klan. Dat ging dus al meer in de richting van de opzet van de tentoonstelling. Nu is Behrendt een zeer ijverig man die bijna dagelijks een prent in het Handelsblad publiceert en hij maakt minstens twee keer zoveel anti-communistische tekeningen als antifascistische, waarbij de hoofdpersonen en hun handelingen een frappante overeenkomst vertonen. Is het fascisme de wolf in zijn sprookje van Roodkapje, het communisme is de hyena in zijn sprookje van Rosekapje, een essentieel verschil is er niet. Toch ontbraken die laatste tekeningen, hoewel zij, althans volgens Behrendt, over hetzelfde onderwerp handelden! Dat vond ik een gemis. Sterker nog vond ik het gemis van een vierde categorie Behrendt-platen, die aan de tentoonstelling die broodnodige toets van subtiliteit had kunnen geven die er nu aan ontbrak. Behrendt tekent namelijk ook prenten die ‘blijk geven van een mentaliteit die meer of minder sterk naar het fascisme neigt’. Los van mijn overtuiging dat ieder gemis aan subtiliteit op fascistische neigingen wijst, maar nee, dat trek ik in. Ik noem twee van die ‘bedenkelijke’ platen van Behrendt. Na de onlusten in Los Angeles, waar de negers alles kort en klein sloegen, kwam Behrendt met een prent waarop we schuimbekkende negers met knotsen een wegsprintende juffrouw met fakkel zagen achtervolgen. De juffrouw was het vrijheidsbeeld, als toeschouwers zagen we verlekkerd toekijkende, merendeels
communistisch gezinde buitenlanders langs de railing staan. De tweede prent (in dat genre is Behrendt onuitputtelijk) toonde een groep gelijk geklede, langharige, mantels dragende ‘nozems’, ‘pleiners’ of ‘provo's’ zo men wil, met als onderschrift dat zij zich zo kleedden om zich te onderscheiden van de gewone burgerij, pardon, nee, want dat doen ze inderdaad op die manier, dus dat zij zich zo kleedden om hun individualisme te onderstrepen of zoiets. Deze mentaliteit verschilt niet van die van De Telegraaf, met welke krant Behrendt ook ‘geestige’ prenten over de abstracte schilderkunst en zo gemeen heeft. De tentoonstelling F '65 zou pas werkelijk van waarde zijn geweest als ook dit soort insluipsels in de democratie, die zo moeilijk herkenbaar zijn als ondermijnend, waren gesignaleerd.
Aan de brochure is nog een lijst met namen toegevoegd, waaraan al evenmin veel subtiliteit ten grondslag is gelegd. Er staan notoire fascisten bij (Mosley, Franco, Salazar, Degrelle), een aantal handlangers (Globke, Von Papen, Krupp, Conring, Heusinger), een stel nabloeiers (Van Tienen, Rockwell, Jordan), enkele rassenfanatici (Verwoerd, Smith, Welensky), een clubje rare snoeshanen (Ridder van Rappard, Goldwater, Generaal Walker, Charles Hughes), een fiks aantal rechtse politici (Tixier-Vignancour, Soustelle, Bidault, Strauss), een peloton militairen (Speidel, Salan, Ky), twee verzetshelden (Ulrici, Gans), twee boeren (Poujade en Koekoek), twee zonen (Martin Bormann en Horst Eichmann), twee dominees (Gijmink en Bos), geen enkele kardinaal godzijdank, een paar journalisten (Lunshof, Leonhard Huizinga), een slechte televisiecriticus (Riemens), één schrijver slechts hoe is het godsmogelijk (Peyrefitte), twee vrolijke minister-presidenten (Tsjombe en De Quay) en nog een stuk of wat, waaronder lieden van wie ik zelfs nog nooit gehoord had. Een figuur apart in deze lijst is James Bond, een romanfiguur zoals men weet, net als Sherlock Holmes aan wie ook nog altijd brieven worden geschreven. Ik vind het, met alle eerbied voor het spelelement dat in het samenstellen van zo'n lijst verwerkt zit (iedereen stelt wel eens lijsten op van mensen die doodgeschoten zouden moeten worden, boeken die verbrand, films die heilig verklaard en televisieomroepsters die verkracht zouden moeten worden), een hybridisch geval. Waarom James Bond wel en Mickey Spillane en Jan Cremer niet? Waarom Hirschfeld wel en Ulbricht niet? En moet ds. Gijmink nu echt tussen Franco en Generaal Walker in staan? Ik ben daar niet van overtuigd. Hoeveel subtieler zou niet een lijst zijn geweest met namen van Nederlanders die de democratie ondermijnen doordat zij de publieke opinie ten kwade
beïnvloeden, via de pers, radio en televisie. De Telegraaf levert er een heel stelletje op, met Gans, Huizinga, Riemens en uiteraard de hoofdredacteur, die ingezonden brieven weert of prijzende televisiekritieken onder tafel werkt. De Telegraaf kan nog bogen op muziekcriticus Muller, die ook vaak in het rijtje thuishoort, terwijl enkele columnisten er nu eens wel en dan weer niet bijhoren. ‘Joop’ vaker wel, ‘Christina’ vaker niet. Daar staan enkele verzetshelden tegenover, Jan Spierdijk bijvoorbeeld, G. Alingh Brugmans, Jan Blankers,