Het onaangename jongetje Jozef (II)
Jos Ruting
Satan op de fiets
Toen Abraham zijn zoontje voor de Heer moest slachten was Satan er als de kippen bij. Hij stond tussen de struiken om te gluren en hij dacht: Die man gaat een kind vermoorden, zoiets zie ik graag, maar het betreft een offer en dat staat mij niet aan. Ze werken hier boven al jaren aan een genadeverbond om de mensen van hun hebzucht te verlossen. Noem het een reclamestunt maar ik houd niet van die dingen. De hel is een solide bedrijf en desondanks toch uitermate kwetsbaar, ik moet dit offer verhinderen.
Tot zijn ontzetting zag Satan dat niemand minder dan de Heer zelf het offer verhinderde en dat maakte hem des duivels. Hij had, geheel te goeder trouw, voor één keer juist datgene gewild wat de wil des Heren was. Satan sprong op de fiets, vloog de helling van de Moria af en ging rechtstreeks naar juffrouw Sarah. Hij zei: ‘Mevrouw ik ben koopman, ik trok met mijn kamelen over de berg Moria en wat zag ik daar? Een heer genaamd Abraham heeft een jongen vastgebonden op een stapeltje hout, snijdt die jongen de hals af, giet spiritus over het bloedende kind dat nog hevig spartelde en steekt dit in brand. De naam van de jongen is Isaac. Ik heb mij gehaast om u gerust te stellen mevrouw want het betreft geen moord maar een offer. Het witte lam van Ismaël was de Heer welgevallig, maar dit keer mevrouw, nog nooit zag ik rook zo zuiver recht omhoog gaan. U mag de Heer wel dankbaar zijn’. Juffrouw Sarah bleef dood van schrik.
Isaäc droeg het mes en hij liep tussen de knechten met de ezel. Hij dacht: Mijn vader is gek geworden en mijn moeder is toch niet aardig, ik vertel haar niet eens wat er gebeurd is. Als ik thuis kom kijk ik mijn moeder niet eens aan. Ik doe alsof zij er niet is.
Als ik de Heer was geweest had ik een kleine verrassing voor Satan gehad, ik had zijn voorvork laten breken. Niet om juffrouw Sarah te sparen maar om Isaac te helpen. Met die jongen werd gegooid en gesmeten alsof het een kind op de lagere school in de Borgerstraat was, de school van enige jaren geleden. Die jongen komt thuis, zijn moeder is niet in de keuken, ze ligt dood achter de straatdeur. Isaäc snikt wanhopig Hij wil zijn moeder alles vertellen van wat ze deden op de berg Moria. De tram giert voorbij in de Plantage en bij het open raam staat de jongen hardop te zeggen wat ze deden op de berg Moria. Zijn moeder ligt dood op een sjirach maar hij blijft hardop vertellen wat zijn vader deed.
Waarom was er geen engel om een ventieltje los te draaien toen Satan in de bosjes stond? Vergeten natuurlijk, niet aan gedacht! Ze dachten maar aan dat gezegende zaad aan dat tot-een-groot-volk-worden.
Een geleerde vroeg onlangs, en naar ik meen volkomen serieus: Wat betekent Isaäc's bereidheid om geofferd te worden voor Israël en de gehele mensheid?
Uit een oud verhaal weten wij dat Satan, nog steeds bekommerd en vol vrees voor een genadeverbond, naar de jongen toegaat, zwaar vermomd als teenager en zegt; ‘Die vader van jou, die wil je hals afsnijden, weet jij dat?’ Isaäc lacht en zegt: ‘Zoiets vind ik juist lekker’. Daarop liet de Boze af en hij verzon iets anders om het offer te verhinderen.
Iemand die zich, naar ik aanneem, onongaarne waste, moet op het idee gekomen zijn dat ‘het water’ een ‘tegenstander’ van God is. Met zulk moois moet je natuurlijk niet bij een tuinman aankomen maar Satan weet weinig van biologie en om bloemen en planten geeft hij niets, hij zag wel wat in dat water. Boven op de berg Moria veranderde hij zich in een rivier om het offerjongetje voorlopig weg te spoelen. Abraham wist niet hoe hij zijn bakje vuur moest droog houden. En hij moest ook nog zijn touw en zijn offermes redden. In zijn narigheid riep hij de Heer aan. De jongen deed al de schoolslag tussen het drijvende aanmaakhout. De Heer zei G' R en daarmee berispte Hij Satan. De Boze liet af. Volgens een geleerde gebruikte