Reacties van lezers
Een vervelende discussie
Hoewel ik mij eigenlijk had voorgenomen niet meer in het HM te schrijven, vind ik het na het stukje van Vancrevel in het vorig (juni) nummer toch wel te gek geworden.
Eerst dus naar de Duitser (mei), die mijn hardnekkige tegenstander Van de Velde te hulp snelde. Albertsen stelt dat Marsman schijnbare alexandrijnen schreef om daarmee zijn gedicht in een ‘klassischklassizischtische’ sfeer te brengen.
Nu is de sfeer van de alexandrijn inderdaad ‘klassisch-klassizischtisch’, die van De boot van Dionysos echter geenszins. Hier wreekt zich de dubbelzinnigheid van ‘klassiek’: enerzijds ‘behorende tot een klassiek tijdperk’, in dit geval de klassieke periode van de alexandrijn, de 17e en 18e eeuw, anderzijds ‘behorende tot de klassieke oudheid’, waarvan ook Dionysos deel uitmaakte.
Marsman drukt in De boot van Dionysos geen heimwee uit naar de 17e en 18e eeuw, integendeel, zijn verzen zijn dionysisch in de Nietzscheaanse zin. Nu is de tegenstelling apollinisch-dionysisch praktisch identiek met de tegenstelling klassiek/klassicistischromantisch. De boot van Dionysos is dus niet klassicistisch.
Wat de analogie met Rilke betreft, voorzover ik dat uit het geciteerde fragment kan opmaken is het eerder een pseudo-dactylische pnigos. Daarentegen bestaat De boot van Dionysos uit hoofdzakelijk feilloze alexandrijnen, met alleen af en toe een regel er tussen met een voet te weinig of zonder caesuur.
Dit alles stemt misschien wel wat verdrietig, maar het is nu eenmaal wat men geleerd heeft te verwachten.
Het vergelijkend onderzoek van Vancrevel heeft mij echter echt boos gemaakt. Zijn principe blijkt uit de op een na laatste alinea. Wanneer, zo zegt hij, de vertaler niet met een letterlijke vertaling uitkomt, dan mag de dwang van rijm of maat niet als excuus voor een minder letterlijke weergave gelden. Hij moet dan maar een soort beeldrijm gebruiken, of het metrum verwaarlozen.
Dit nu miskent geheel en al de poëtische eenheid van vorm en inhoud. Vancrevel schijnt het gedicht als een bron van feitelijke informatie te beschouwen. Als het water binnendrong in de ‘dennenhouten romp’, dan is de vertaling ‘dennenhouten boord’ fout, want er staat coque. Maar als een dichter in een gave vorm dicht, dan is het de plicht van de literaire vertaler om zijn vertaling in dezelfde vorm te gieten.
Ik vind het rondweg beschamend dat ik dergelijke dingen nog uit moet leggen in een blad dat toch de allure wil hebben van een PC voor grote mensen. Mij ontbreekt dus de lust om aan te tonen dat verreweg de meeste aanmerkingen van Vancrevel betrekking hebben op rijmwoorden, of er om andere redenen niet toe doen. Overigens, nogmaals, op zichzelf is zijn soort opmerkingen welkom, en ik zal dan ook mijn voordeel doen met die kritiek waar hij mij op een fout wees. Dat zijn er vier. De rest is doordraverij.
J.P. Guépin