Korte commentaren
Prinsjesdag
Ik begrijp niet hoe een serieus mens zich druk kan maken over het feit dat de man die we binnenkort Prins der Nederlanden zullen noemen een tijdje geleden nog een rotmof, of het Italiaanse equivalent daarvan, genoemd werd. Want wie zich daarover druk maakt vindt Prins der Nederlanden kennelijk een echtere betiteling dan Prins Carnaval of Miss Bril, en iemand die dat vindt is niet serieus.
Op de televisie werd een man geïnterviewd die na de oorlog tot een zware straf was veroordeeld wegens collaboratie met, ja met wie? ‘De Duitsers’ zal wel beledigend zijn. Laten we zeggen: collaboratie met de bezettende autoriteiten. Deze man zou nu iets onduidelijks gaan doen en de interviewer vroeg of iemand met zo'n verleden dat wel doen kon. Ach, was het antwoord, als binnenkort onze kroonprinses in het huwelijk treedt met iemand die nog de Duitse wapenrok heeft gedragen, dan moeten we het deze man toch ook langzamerhand niet meer aanrekenen. En waarachtig, zo is het.
Hoe oranjegezind de algemene opinie nog steeds schijnt te zijn, de speciale opinie van de mensen die in serieuze week- en maandbladen de kwestie bespraken (waaronder een hoogleraar in de criminologie en een tweedekamerlid) was unaniem: het koningshuis is uit de tijd en moet verdwijnen. Over een detailpunt zwijgen ze. Namelijk: hoe komen we er van af? Meestal laat men het als een kluifje aan de tand des tijds over. Ook hoort men wel dat het koningshuis bezig is haar of zijn, daar wil ik afwezen, eigen graf te graven. Ik geloof er niets van. Er zijn hier namelijk, naast mythen en dromen, ook heel grondstoffelijke dingen in het spel. Geld dus.
Met onze progressieve inkomstenbelastingen en hoge successierechten lukt het een rijke familie toch nog steeds om rijk te blijven. Hoe moet het dan een familie vergaan die helemaal geen belasting hoeft te betalen? Dit financiële aspect ben ik bij de hele discussie van de afgelopen maanden alleen in De Telegraaf tegengekomen, waar ‘een expert’ een belachelijk lage schatting van het vermogen van de koninklijke familie geeft en beweert - in strijd met de waarheid dus - dat ze gewoon belasting moeten betalen.
In afwezigheid van openbare gegevens maak ik ook een schatting: ik schat dat vermogen op 2500 miljoen gulden en ik verwed datzelfde bedrag dat dit aan de lage kant is. Goed belegd, en dat schijnt het te zijn, moet zo'n kapitaal elke tien jaar verdubbeld zijn. Een kleine rekensom leert ons dan dat de kleinzoon van onze toekomstige Prins der Nederlanden geheel Nederland zal bezitten, niet symbolisch maar echt, niet bij de gratie Gods maar bij de gratie van een notaris. De eigenaar van elke Nederlandse gulden en rijksdaalder zal daar zijn eigen portret op gegraveerd zien. Deze berekening is gemaakt in de veronderstelling dat we heersende trends mogen extrapoleren. Mag dat niet, dan gebeurt het wat eerder of wat later. Is het zover, dan kan het koningschap best afgeschaft worden, en het lijfeigenschap weer ingevoerd.
Uit deze centenkwestie is geen enkele conclusie te trekken. Het is geen reden om de monarchie nu af te schaffen. Niets is kennelijk een reden om de monarchie nu af te schaffen. Maar dan wil ik ook elk jaar de gouden koets zien rijden. Voor wat hoort wat.
Raoul Chapkis