Hollands Maandblad. Jaargang 7 (214-225)(1965-1966)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] [Gedichten] J.W. Oerlemans Wandelende vrouw In het magere veld liep zij zacht te zwieren alsof zij over water liep of hoge lucht of over een podium voor duizenden maar zij was vol schrik en verlatenheid met overal horizon en gescheurde aarde en doofstomme bomen en uitgemergeld gras een prehistorische dode wind droogde haar tanden en nestelde zich langzaam in haar longen. Het verschijnsel bij Gap Er moeten bossen gegolfd hebben vannacht; veel maan moet er zijn geweest, gezien de bleke plekken naast de rivier ook stapgeluiden waren er maar wie? het platte gras kan ook van de wind zijn geweest of van een dier uit de buurt was er geroep, brand? mijn oren zijn nog vol geluid maar nergens is vuur of rook alleen wolken, wegdrijvend misschien zit er nu in een spelonk iemand te wachten op iets onbekends misschien roept die weer vannacht en stapt over de bosgrond. Winterochteud Als ik opsta vol lakens en duisternis met de zoveelste winter op het dak hoor ik je zacht blazen in je slaap onder mij ligt het lege huis, rondsuizend om zijn stoelen en tafels buiten staan zestig kromme bomen bevroren onder een late maan. Vorige Volgende