Tijdens de Boekenweek werd in de Nieuwe RAI een B-show opgevoerd met teksten van Jan Blokker en Rinus Ferdinandusse. Omdat Mies Bouwman op het laatste nippertje verstek had laten gaan (‘het komt er dan toch op neer dat ik weer in de Zo is het-sfeer terechtkom, dan kan ik net zo goed weer mee gaan doen met jullie volgende Zo is het’, heeft ze bij overlevering gezegd, waarop Rinus en Jan bij overlevering geroepen hebben: ‘Nee Mies, in godsnaam, dat moet je niet doen!’) en omdat de teksten toch ook pas op het laatste nippertje klaar waren, lazen Ferdinandusse en Nelly Frijda hun teksten gewoon van papier op, een methode die uiterst geëigend leek voor een feest dat het lezen wil stimuleren. Het was, met Boy Edgar en zijn Big Band mee (die jongens blazen op loudspeakers) een heel best showtje van een uur, volledig geïnspireerd op schrijvers en boeken. Met speciale toestemming van Jan Blokker citeer ik een briefje dat Gerard Kornelis van het Reve in de Friese dreven aan zijn melkboer gestuurd zou hebben: ‘Lieve Melkboer - Juist nam ik mij voor deze ochtend, die mij zeer grauw voorkwam na een lange nacht met de pornografische schrijver J.C. en de verleidelijke acteur J.A. naar welke laatste ik nooit kan kijken zonder, terwijl het hete bloed door mijn lichaam golft, te denken aan de jeugdige knecht die enige jaren geleden met jou de wijk bediende en die door God, in Zijn Almachtige Wijsheid, ondanks mijn geile gebeden tenslotte werd bestemd voor die onogelijke trut van de groenteman, de bestelling af te doen met een briefje, toen ik vaststelde dat ik mij nu lang genoeg met gemakzucht heb afgemaakt van de taak die mij door de Geest die in Allen is, is toebedeeld, in welke vaststelling ik minder aangemoedigd werd door Innerlijke Drift dan wel door de overweging dat de Uitgever van Tirade het honorarium met
3½ gulden per pagina heeft verhoogd, zodat het dus weinig zoden aan de dijk zou zetten als ik zou volstaan met de regels 1 melk, 1 karnemelk.’ - Bij de eerste voorstelling werd dit briefje met zoveel applaus begroet, dat de pointe erdoor werd weggespoeld. De vrouw van de melkboer zou, na voorlezing van dit briefje, hebben opgemerkt: ‘Karnemelk? Dan krijgt hij zeker gasten!’
Hij was een Portugese arbeider, zij het doodgewoonste genre Hollands meisje dat bij hem hoorde, een beetje aan de sjaggerijnige kant omdat ze hem niet precies begreep en ook niet helemaal begreep waarom zij bij hem hoorde, want mooi, olijfgroen, pikzwartharig was hij ook al niet, hij behoorde tot de peper-en-zoutkleurige Portugezen die ginder vermoedelijk een minderheid vormen en daardoor misschien sex appeal hebben in Lissabon, maar die hier alleen maar opvallen door hun Portugese taalgebruik. Benfica speelde een vriendschappelijke wedstrijd tegen een versterkt Ajax, ze zaten op de eretribune voor een tientje want er zijn momenten dat je zelfs als losarbeider moet weten wanneer je niet zuinig dient te zijn en dat moment was aangebroken toen het heilige Benfica Amsterdam de eer aandeed enkele heilige handelingen met de, op zichzelf heidense, bal te verrichten. Ietwat ontroerend was, dat het meisje een hoofddoek om had waarop het elftal van Benfica stond afgebeeld, althans elf voetballers in Benfica's rode clubkleuren zonder dat de moeite was gedaan de gebaarde en gesnorde Germano op Germano te laten lijken of Eusebio de gelaatstrekken van Eusebio mee te geven, zodat de hoofddoek een soort eeuwigheidswaarde had gekregen die hem nog tientallen jaren draagbaar zou maken, mits Benfica op zijn minst de herinnering levendig hield aan het opschrift Campeões Europeus op de hoofddoek. In het begin ging alles goed, Augusto scoorde een doelpunt, de peper-en-zout-kleurige Portugees raakte buiten zichzelf van geestdrift, greep in vervoering het hoofd (of de religieuze hoofddoek?) van zijn meisje beet en zei in gebroken Portugees ‘Hè skatje?’ en in zijn verblindheid merkte hij de hele wedstrijd niet op dat Benfica in deze vriendschappelijke wedstrijd de teugels wat liet vieren, vermoeid was en uiterst voorzichtig speelde om geen brekebenen te werven,
zodat iedere simpele handeling van de Benfica-spelers hem volstrekt gelukkig maakte en iedere mislukte pass hem in onzekerheid terugwierp, om nog te zwijgen van de beide doelpunten van de Ajacieden die ervoor zorgden dat Benfica met 2-1 verloor. Vooral het tweede doelpunt verpletterde hem, ook al omdat het zo'n blamage was tegenover zijn Benfica-dragende meisje, hij zat even geheel ineengedoken tussen zijn voeten te staren, richtte zich daarna als een man weer op, knikte ja en applaudiseerde, stond op, wierp oneindig bedroefd een laatste blik op het meisje en haastte zich toen het stadion uit, haar verbijsterd achterlatend. Dat laatste, na ‘applaudiseerde’, heb ik natuurlijk zelf verzonnen, om een climax in het verhaal te krijgen, in werkelijkheid bleef hij de rest van de wedstrijd zwijgzaam uit zitten kijken omdat hij de volgende dag toch ook weer naar zijn werk moest, waarschijnlijk in Rotterdam, om veel geld te verdienen zodat hij weer gauw naar zijn vaderland terug kon gaan om Benfica in eigen