Hollands Maandblad. Jaargang 6
(1964-1965)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermdHollands Maandblad. Jaargang 6
auteur: [tijdschrift] Hollands Maandblad
bron: Hollands Maandblad. Jaargang 6. Stichting Hollands Weekblad, Den Haag 1964-1965
i.s.m.
Beargumenteerde kritiek II
| |
[p. 29] | |
... en liet 't ze verder zelf uitzoeken.
Het is een kwestie van nuance. Ik kan me niet onttrekken aan het gevoel dat Wolkers zijn reactie te sterk aanzet. Als ik hierin gelijk heb ondermijnt dit de beschuldiging aan het adres van de vader. Dat te sterke aanzetten, juist op punten waar bijv. Werther Nieland een puriteinse scrupule bewaart, vind ik kenmerkend voor Wolkers en ik kan het niet losdenken van het enorme populaire succes van deze schrijver. Tenslotte bleef Werther Nieland, behalve voor een handvol lezers, vrijwel onopgemerkt. Ik herinner me nog dat ik in de boekwinkel waar ik het boekje indertijd kocht naief vroeg of het goed was. ‘Nee, dat is gezeur,’ besliste de man. Het interview was voor mij een bevestiging: Wolkers toont zich daar even onanistisch week ten opzichte van zichzelf en emotioneel even verward als ik hem mij had voorgesteld naar aanleiding van zijn werk. ‘Als je een vis hebt snij je hem zijn kop af, het grootste deel van de mensen doet dat zonder enig skrupuul, maar ik merkte aan mijn vader, hij is op dat punt toch gevoelig,’ vertelt Wolkers. Dus toch. Wanneer merkte Wolkers dat? vraag ik me schoolmeesterachtig af. Verwart hij, al pratend, zijn vader met zichzelf? Ik ben geneigd om de zware accenten ‘oneerlijk’ te noemen, met de aantekening dat dit woord, als zoveel woorden, een privé betekenis krijgt, die waarschijnlijk even goed of even gebrekkig wordt gedekt door het armzalige ‘een gebrekkige techniek’. Dat laatste is een uitdrukking waaraan ik me telkens weer schuldig maak, terwijl ik nog steeds niet goed weet waar eerlijkheid ophoudt en techniek begint. Hillenius heeft gelijk: ik laat mij Wolkers niet door hem aanpraten. Of bij mijn afkeer slechtaardigheid, rancune, kwade trouw e.d. een rol spelen mag ieder voor zichzelf beoordelen. In elk geval zijn wij het allebei blijkbaar met Orwell eens: ‘In reality there is no kind of evidence or argument by which one can show that Shakespeare, or any other writer, is “good”.’ Toch dus, al met al, een verhelderend halfuurtje. |
*)Zie ‘Beargumenteerde kritiek’ van D. Hillenius in het vorige nummer.
|