oogleden zien opslaan om iets te bekijken behalve het portret van zijn zuster in de AVRO-bode, één keer dus. Hugo kijkt niet, beste jongen, laat ik je dat toch meteen zeggen. Hugo in musea, landschappen, galerijen, Panorama Mesdag, de Honekrota-vaktentoonstelling, confrontatie met acht overeenkomstige heren waarvan een zijn moeders moordenaar, het is allemaal onvoorstelbaar met Hugo als toeschouwer want hij kijkt niet. Hij kon even goed blind wezen, het is zonde, maar het is waar. Hugo op de tast door de klassieke ruïnes, op de prik door een zomers dennebos, daarvan zou hij genieten. Maar kijken, op oude stadsgezichten, nee. Hij zal ze wel aan een bibliotheek schenken. Alleen maar om paniek te veroorzaken. Of er een kaartsysteem van aanleggen, op de achterkant. Alles is altijd nog wel goed voor een kaartsysteem.
- Historische belangstelling. Je wil toch weten hoe het zover heeft kunnen komen. Of nee, dat is het eigenlijk niet. Dat het nog steeds zo is. Weemoed, een verdacht gevoel. Meer dan dat, allang, al talloze malen veroordeeld. Maar ik ben recidivist. En jij?
Welja als we daarover beginnen zijn we nog niet gauw klaar. Hij heeft er denkbeelden over. Oppassen, voorzichtig aan. Misschien iets voor het nageslacht, de eeuwigheid, de ideeën-geschiedenis, rustig laten komen. De vrouw - ik - als vroedvrouwe der filosofie.
- Ook als je niet van het verleden houdt - ik kan me dat best begrijpen, maar dan is dat een overgebleven weerzin, een taaie afkeer, maar niets nieuws, een overblijfsel, sterker nog dan weemoed. Geheugenstoornis is niet alleen een ziekte, het is een gerichtheid. Het zou kunstmatig moeten kunnen worden veroorzaakt, door iedereen die dat wil. Bij zichzelf natuurlijk. Niet voor debiteuren bij hun relaties. Het gaat om het idee.
Als je nu je haar zou laten afknippen zou je onherkenbaar zijn. Dat moet je maar nooit doen. Ik heb er natuurlijk niets over te zeggen en ik wil me ook niets aanmatigen. Ik zou het wel willen maar het zit er niet in. Jou vertellen hoe je je moet laten kappen. Maar ik wil wel graag bijtijds weten wat je doen gaat met je haar. Als het tenminste iets ingrijpends is. Je hoeft het me alleen maar even van tevoren te zeggen. Eventueel, als ik hier vaker zou komen, ook even als er iets met het meubilair aan de hand is, of die Maria verhangen. Ik heb liever geen verrassingen als het niet strikt nodig is. Als je bel het niet doet, moet je me direct waarschuwen dan zal ik daar iets aan laten doen. Op mijn rekening. En nooit erg lang in gesprek blijven, omdat je echt niet weten kunt wie er allemaal staan te dringen om op de lijn te komen. Het kan je eigen moeder wel zijn, die de geboorte van een zusje of nichtje aankondigt, of ik.
Dat haar kan natuurlijk ook van de ene dag op de andere worden opgestoken of gepaardestaart of in vlechten. Daar heb ik geen enkel houvast aan, wat je daar nog mee doen gaat. Ik heb er niets over te zeggen, maar bel even. Dat is toch geen moeite. En dan ben ik gewaarschuwd.
Alleen al die twee kortgeknipte weken bij mezelf, dat is al teveel. Ze zouden niet zo plotseling moeten kappen, maar geleidelijk aan. Laten groeien en krimpen. Golfbewegingen, een sinusoïde haarlengte. Dat went beter. En dat zullen ze ook nog wel verzinnen. Het lijkt me chemisch volkomen uitvoerbaar. Het idee! Of veel eenvoudiger nog, gewoon dagelijks naar de kapper om je een mikron te laten kortwieken die dan 's avonds alweer aangegroeid is. Een konstante lengte. Net als scheren eigenlijk, maar dan uitgaand van een zekere lengte.
Val je nooit dat bed uit?
Is dat vogeltje van porcelein?
Heb je die schoonheidsvlek van jezelf? Een tâche de beauté. Ik zou hem met wat vocht kunnen wegvegen, of niet?
Als je ongezien wilt blijven kun je gewoon vlak voor het einde nog in het donker weggaan. Je hoort de afloop al zo'n minuut van tevoren aankomen in de muziek die naar een hoogtepunt toewerkt. Dat kost de componist even tijd en daar maak jij gebruik van om weg te gaan.
Loop je elke dag dat hele stuk?
Ken je de jongen die dat geschreven heeft? Het gaat over hemzelf volgens mij, die vrouw die ken ik ook, is een kennis van hem. Kom je wel eens in ‘Mood Indigo’? Nichtenbar. Mij niet gezien.
Dat kan ik niet lezen, geen doorkomen aan. Jij?
Ben je verlegen? Gisteravond, toen je binnenkwam dacht ik van wel. Je voelde langs je lippen of ze vet waren, in dat rare licht glanst lippenstift soms. Ik heb goed op je gelet. Ik had al veel van je gehoord.
Dat doe ik als ik stil moet zitten. Peuteren, scheuren, bijten. Het kan geen kwaad, maar het wordt overgevoelig na een tijdje. Ik kan niet luisteren. Ik kàn niét stilzitten! Niet lang tenminste! Onmogelijk! Daar word ik gek van!! En waarom? Waarom niet? Er zijn volkeren die zitten altijd op hun hurken. Te kijken. Met een nap rijst en anders niet. Maar hoe ze dat kunnen is een raadsel voor mij. Ik krijg krampen als ik stil zit. In mijn
[vervolg op p. 33]