| |
| |
| |
Hollands kwartier
N. Scheepmaker
Dagenlang, zo werd me verteld, had men vanwege het studentendispuutgezelschap Baart (beschermheer G.K. van het Reve) de gangen nagegaan van Ik Cremer, in de hoop hem tegen de tijd dat het forum zou losbarsten waarin hij met Van het Reve, Vanvugt en Vinkenoog het onderwerp ‘Censuur Baart pornografie’ nader zou bekijken, te kunnen traceren. Het merkwaardige van Jan Cremer is immers dat hij, hoewel in het openbare leven een even publieke, voor ieder toegankelijke positie innemend als een urinoir, toch nimmer in het publiek naar voren treedt, behalve via interviews in kranten, foto's van laatste stuntjes, en een doodenkele keer voor de radio (‘Jullie kunnen allemaal de keleire krijgen’) en één keer in ‘Achter het nieuws’ voor de televisie, toen hij ondanks het slikken van enige zenuwstillende pilletjes toch nog zo gebrekkig uit zijn woorden kwam dat hij daarmee zijn imago van ‘Geen woorden maar daden’ ruimschoots bevestigde. Voor een zaal vol publiek was hij echter nog nooit opgetreden, reden waarom het bestuur van Baart enkele dagen voordat het forum gehouden zou worden van Jan Cremer te horen kreeg dat hij helaas verhinderd was omdat hij naar Parijs moest, hetgeen niet strookte met de werkelijkheid, zoals men weer van andere zijde vernam: Jan wou gewoon niet, Jan zag er tegen op. Druk, uitgeoefend zowel van Baart-zijde als van de zijde van zijn medeforumleden die betoogden dat zij expres hadden toegezegd te komen om Hem Jan Cremer te steunen in zijn strijd tegen het onbegrip, en dat zijn afwezigheid in boek en tijdschrift ongetwijfeld als angst zou worden aangemerkt, - leidde er tenslotte toch toe dat Jan toegaf, zoals iedere insider tot zijn opluchting kon vaststellen toen omstreeks kwart voor negen (het zaaltje in De Kroon
zat vol met studenten en aanverwanten, de helft zat op stoelen, de rest op de grond als rond een kampvuur rond het podium geschaard) de gladiatoren het zaaltje binnenkwamen, Jan achteraan, zonder Wim. Bij het podium gekomen waarop twee wankele tafeltjes en vijf stoelen (de middelste voor Dr Lucas van der Land, die voorzitter was) de vijf herossen van de gewaagde literatuur moesten schragen, liet Jan zich eerst door een bestuurslid nog even uitleggen waar de nooduitgang was, en daarna kon het spul beginnen. Van links naar rechts zag men: Ewald Vanvugt, Gerard van het Reve, Lucas van der Land, Jan Cremer (kettingrokend) en Simon Vinkenoog, die Reineke had meegenomen. De voorzitter van Baart, een jongen in spijkerbroek en leren jasje, anders gekleed dus dan de gemiddelde student (er was trouwens een andere student in de zaal - hij had een studie gemaakt van de film Du rififi chez les hommes en verbond daar vele theorieën aan - die gekleed was in een schaapherder-achtig vest dat nog juist aan de schapen ontrukt was toen deze, om de honger te verdrijven, er de tanden hadden ingezet) begon met bekend te maken dat het onderwerp van gesprek gewijzigd was in ‘Vrijheid in de literatuur’, omdat de forumleden van het woordspelige onderwerp geen brood lustten. Van het Reve begon met een korte persoonlijke verklaring over het onderwerp, daarna zei Simon (die ter verduidelijking een aantal pornografische blaadjes en foto's had meegenomen, die in de pauze geringschattend maar wel met een literair kennersoog bestudeerd werden door enkele brutalen die tot de forumtafel hadden durven doordringen) dat pornografie wat hem betrof niet bestond, en het vraag- en antwoordspel kon een aanvang nemen. Tevoren had Vinkenoog, goedig als hij is, nog even de voorzitter aangevuld, die gezegd had dat mensen met een spraakgebrek hun vragen ook
schriftelijk mochten indienen: ‘en ook verlegen mensen’, zei Simon. Enfin, Bram de Swaan, redacteur van Propria Cures, was een van de eersten die een vraag stelde. Hij kwam met een soort tweede service, een gemakkelijk te raken bal om de tegenstander een warming-up te bezorgen, zo in de trant van: is het wel gepast aanstootgevend te schrijven als ook kinderen met een ontvankelijk gemoed de lectuur in handen kunnen krijgen? Nu had Simon tevoren al gezegd dat hij graag prikkellectuur las (‘sex is een creatieve bezigheid’; later zou hij nog betogen dat een erectie krijgen prettig was en naaien heerlijk, een mening die door de AVRO ongetwijfeld geschrapt zou zijn, maar hier, in de context, nauwelijks enige rimpeling veroorzaakte op de voorhoofden,
| |
| |
behalve dan bij een oudere meneer en mevrouw die temidden van vrolijke jongens en meisjes hun ernst bewaarden als het al te sexueel werd, en pas even bevrijd meenden te mogen lachen toen G.K., sprekend over blasfemie, zei dat de auteur van de bijbel al in 1900 jaar niets nieuws meer gepubliceerd had en dus geen kapsones mocht hebben) - en dus kreeg Ewald Vanvugt dit karwei op te knappen, ook al omdat hij tevoren had geponeerd dat hij schreef om 1. het geld, 2. de roem, en 3. het schrijven, en daaraan de opvatting had vastgeknoopt dat hij parasitair leefde, immers wel materiaal betrok van de maatschappij, maar daaraan niets teruggaf. Ewald, die AdS kennelijk niet kende, hij sprak althans van ‘de heer in de donkere trui’ (De Swaan heeft nog even met de gedachte gespeeld een vraag te stellen aan ‘de meneer in het lichte pak’, bescheidenheid heeft hem daar echter van weerhouden), gaf 'n aardig betoogje weg, waarvoor Reineke een applausje over had, dat zo in het begin, toen de warming up nog maar net begonnen was, als iets opzichtigs de zaal binnenviel, wat Simon weer allerliefst inspireerde tot een beantwoordend applausje voor Reineke, zoals je Russische machthebbers ziet terugapplaudisseren voor het applaus van hun onderdanen. De stemming was er inmiddels ingekomen, en Gerard Kornelis las nu een sluitend betoog over pornografie voor, die aanstoot moet geven wil ze in aanmerking komen voor verwijdering en verbod, waarbij hij (ik vat nu even een voorleesbeurt van twintig minuten kort samen) tot de slotsom kwam dat in bikini door de straten van Zandvoort lopen wel aanstootgevend is omdat de bewoners van deze badplaats zich daar niet aan kunnen onttrekken, terwijl een dergelijke dracht aan het strand niet als aanstootgevend mag worden beschouwd, omdat niemand naar het strand hoeft te gaan als hij geen zin heeft.
Uiteraard kostte het hem toen geen moeite meer aanstootgevende literatuur onder te brengen onder de artikelen die niet verboden mogen worden omdat een boek aan niemand wordt opgedrongen. Van der Land zat zich ondertussen te bescheuren van de lach, echt een gangmaker, maar als hij vragen uit de zaal die wat onverstaanbaar uitvielen met versterkerstem moest herhalen als nieuws in het kort, zat hij toch op zijn post, al was hij voor minuten uitgeschakeld
toen Van het Reve de mooie tegenstelling lanceerde: ‘Nu zult u zeggen: wat ben jij eigenlijk een kleinburgerlijke lul. Maar, geachte aanwezigen ...’
Toen de pauze aanbrak had Jan Cremer nog geen woord gezegd, behalve een keer ‘Neuh’ toen de voorzitter vroeg of hij misschien iets te zeggen had op een vraag. In de pauze heb ik, omdat ik weliswaar niet voor een kleintje vervaard ben maar natuurlijk wel voor een grote als Ik Jan, aan Jan gevraagd of hij het al dan niet op prijs zou stellen als ik de vraag stelde die me, na al het besprokene, op de lippen brandde. Verschillende malen was namelijk vanachter de tafel betoogd, dat de fatsoensrakkers zich wel druk maakten over sexuele beschrijvingen, maar zich zelden of nooit verzetten tegen films of boeken waarin mensen werden doodgeschoten, gemarteld, enzovoort, boeken dus waarin het geweld verheerlijkt werd. ‘Mijne heren’, had ik willen vragen, ‘ik hoor u steeds klagen over het gebrek aan actie tegen gewelddadige boeken, moet ik daaruit opmaken dat u bezwaren heeft tegen het boek Ik Jan Cremer?’ - Aardige vraag nietwaar, maar Jan zei ‘doe het maar niet, dan moet ik weer een antwoord verzinnen’, en dus deed ik het maar niet, die jongen had het toch al moeilijk genoeg (zijn eerste ontspannen lachje viel naar schatting drie kwartier na de aanvang van het forum, toen alle anderen in de zaal inclusief de ober al minstens drie keer hadden gelachen), en trouwens, het morrende volk begon zelf al te spreken, om te beginnen een jongeman wiens veronderstellingen wat moeilijk te volgen waren omdat hij (naar schatting een Hongaar zijnd) het Nederlands weliswaar uitstekend, maar niet accentloos sprak, waardoor de korte samenvattingen van Van der Land m.i. niet geheel klopten met het origineel - hij, die Hongaar zal ik maar zeggen, was de eerste die een algemeen gevoelen vertolkte: ‘Zou Jan Cremer ook eens iets kunnen zeggen?’, was zijn directe approach. Een dappere poging, vooral van iemand die niet geheel
autochtoon was, maar Van der Land (‘Spaar de spotvogels’) wilde Jan pas lastig vallen toen iemand een vraag vergezeld liet gaan van de bijvraag: ‘Wat denkt meneer Jan Cremer hiervan?’ - Toen zei Jan iets terug: ‘Meneer Jan Cremer denkt niet, meneer Jan Cremer schrijft’. Vanaf dat moment begon Jan zijn imago uit te bouwen tot wat het al was. ‘Waarom zit Jan Cremer eigenlijk in dit forum?’ Antwoord: ‘Voor de vijftig ballen!’ ‘Kan Jan Cremer iets over pornografie vertellen?’ Antwoord: ‘Jan Cremer weet geen ene moer van pornografie af en heeft er dus niets over te ver- | |
| |
tellen’. Iemand riep uit de zaal dat Jan Cremer, als hij te verlegen was om iets te zeggen, zijn antwoord op een briefje moest schrijven. Antwoord: ‘Jan Cremer vindt het te laat om te schrijven’. Stem: ‘Dan moet Jan Cremer naar bed!’ (vrolijkheid). Ik geloof dat ik zo alle antwoorden van Jan Cremer heb genoteerd, veel was het niet maar het beantwoordde exact aan de vooronderstelling. Dat de discussie ondanks het zwijgen van Jan, het nagenoeg zwijgen van Ewald en de allengs ook niet groter wordende spraakzaamheid van Simon toch nog geanimeerd was, zoals dat heet, dankte men aan Gerard Kornelis, die zijn gedachten kennelijk over alle problemen had laten gaan en ook in staat was zijn gedachten nauwgezet te formuleren. Na afloop zei hij: ‘Ik kan schrijven en ik kan denken, dat is mijn noodlot’, en hij weigerde in het microfoontje te praten dat Ewald (plotseling actief geworden) hem voorhield om een aardig itempje voor ‘Uitlaat’ te verzorgen. G.K. wilde best in het buisje spreken, maar niet voor niks. Als ze me zo graag willen horen, dan moeten ze daar maar voor betalen, ik doe het niet meer, zei hij. Hoewel er, geestelijk, nog even aan hem werd
getrokken (‘de VARA betaalt wel,’ zei Ewald opbeurend, ‘maar ze betalen mij, elke minuut dat jij iets zegt krijg ik geld’), bleef hij toch weigeren. Ewald Vanvugt haalde er desondanks nog een onderwerpje uit, maar inplaats van G.K., wiens afwezigheid hij verklaarde, vroeg en kreeg hij de mening van de WC-portier over pornografie. De man, zo werd ons verzekerd, was voor niks niemendal bereid gevonden zijn mening te geven, zelfs onafhankelijk van het feit of er al dan niet een dubbeltje op zijn schoteltje was gelegd. Dat doet denken aan een oud gezegde: ‘Ik geef een dubbeltje voor je gedachten’.
Godert van Colmjon, een jaar of wat geleden een vaste troef op de televisie voor jongensrollen, heeft onlangs in een interview met Ageeth Scherphuis verklaard dat het voor een kind resp. jongen funest is op te groeien in de wereld van radio en televisie. Perversiteit, homo-sexualiteit en overspel waren daar, zei hij, aan de orde van de dag, en daar krijgt een kind een tic van mee. Hij heeft zich daarom uit het televisie-wezen teruggetrokken en vervult nu een kantoorbaan of zoiets. Over vijf jaar zal hij, eveneens voor de televisie, verklaren dat de ervaring opgedaan bij de televisie hem in de wereld van kantoor en boekhouding zeer te pas was gekomen. Overigens is het interessant dat Jan Vrijman van zo onverdachte zijde steun heeft gekregen voor zijn beruchte, tot opschudding aanleiding gegeven hebbende, kwaad bloed gezet hebbende kanttekening in Podium waarin hij Hilversum beschreef als één groot matras, of zoiets. Het is dus waar, ze geven het zelf toe ...
Churchill, zo vernamen we uit de kranten, was al enkele dagen ziek voordat dit nieuws bekend werd gemaakt. Zijn langdurige sterfbed (The Observer schreef ‘Will it be a long illness?’ op de zondag zelve dat Churchill 's ochtends overleed) doet de vraag rijzen of misschien ook zijn dood een paar dagen werd verzwegen. De dokter was zelf al 82, vermoedelijk stokdoof, en aarzelend te kiezen tussen beide mogelijkheden toen hij via zijn stethoscoop geen teken van leven meer opving.
De sortering kruisbeeldjes wordt steeds groter, heb ik gemerkt. Vond ik het indertijd, als niet-katholiek, al een beetje blasfemisch dat in Maastricht in een kunstnijverheidswinkel met ruime sortering de kruisen inclusief Christus in rijen in een soort paraplubakken hingen, de zijbalken steunend op twee parallel lopende latten als turners steunend op de brug met gelijke leggers, - op een Beurs voor kunstnijverheidsproducten in de Nieuwe RAI heb ik, als niet-protestant, mijn ogen helemaal uitgekeken op de nieuwe mode waaraan ook het kruisbeeld blijkbaar onderhevig is. Ik zag naast de gewone recht-toe-recht-aan-kruisen ook kruisen met gebogen dwarsbalken, soms doorbuigend naar beneden, soms naar boven, terwijl de Christus als vaste waarde steeds met zijn hoofd naar links hing, zodat men mag concluderen dat bij een gelijke hoofdstand en bij ongelijke vorm van dwarsbalken
| |
| |
Dezelfde aparte boeken; dezelfde mooie manieren ...
een van beide composities inferieur is aan de andere. In het aardewerk zijn de variaties nog veel groter. Je hebt dwarsbalken die links heel breed zijn en naar rechts puntig toelopen, dezelfde, maar dan omgekeerd, van rechts breed naar links smal, verder dwarsbalken waarvan de punten als bij een V naar boven wijzen, of juist naar beneden als bij een circonflexe, ook afgeknotte, T-vormige kruisen, kruisen met ronde bovenstukken of met schuins afgeknotte top, en aan al die verschillend-soortige kruisen hangen dan allerlei soorten Christussen in de meest grillige houdingen, een half hurkend, een ander zelfs onmiskenbaar ‘twistend’, wat mijnerzijds blasfemisch lijkt maar het niet kan zijn, want ik beschrijf slechts zo nauwkeurig mogelijk wat er op die beurs te koop werd aangeboden. Wie een beetje kunstzinnig is aangelegd en bereid is maar een fractie van het lijden van Jezus mee te voelen, kan niet beter doen dan zo'n aardewerk kruisbeeld boven zijn bed te hangen.
‘Jezus niet aan het kruis gestorven’, meldden de krantekoppen. Een bericht dat te denken geeft. Kruis en christendom zijn immers niet los van elkaar te denken, en het is de vraag of het christendom het zonder dit gemakkelijk aansprekende symbool, zonder dat imago-bepalende kruis, ooit zover zou hebben gebracht. Stel dat Jezus niet aan het kruis, maar bijvoorbeeld aan de galg was gestorven, of onder de guillotine. Het lijkt misschien oneerbiedig galg en guillotine op één hoop te gooien met het kruis, maar het enige wezenlijke verschil tussen deze drie is, dat het kruis het kwaadaardigste werktuig van de dood was, en dat Jezus aan een kruis werd genageld. Had hij een paar eeuwen later geleefd, of elders, dan was het de galg geworden, de guillotine of het vuurpeloton, en de vraag rijst wat dan het symbool voor het christendom zou zijn geworden. Een galg op alle kerken, een galgje aan een zilveren kettinkje om de hals van de gelovigen, en bij het bidden een galg slaan? Geen Laatste Avondmaal maar een Laatste Galgemaal? Zelfde probleem bij de guillotine, groter probleem nog bij het vuurpeloton (op alle kerken een gebroken geweertje?). Het christendom heeft veel te danken aan de wijze waarop 2000 jaar geleden de mensen ter dood werden gebracht.
|
|