Hollands Maandblad. Jaargang 6(1964-1965)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Leo Vroman Oktober Is dat niet gek - ik droom nog vaak dat ik mij door de Kruisstraat spoed en een bruisend kielzog met mijn voeten door de dorre blaren maak. Dat moet oktober zijn en vrijdag nacht en lopen naar de kroeg van Unitas. Ik voel dan ook zo hard als ik mijn jas voel klapperen, dat daar iemand wacht, wacht, nog nog eens wacht, en ik ben pas helemaal aan de overkant van Lucas Bolwerk, want dwars door die jaren, nu van dromen verdund, zie ik opnieuw die lichten als door de protestants omhooggerichte maar kaalgeplukte bomen; dan, van het zó graag binnen willen komen, ben ik waarachtig bijna even binnen, proef weer de tederheid van die gezichten waarmee mijn vrienden en vriendinnen (dood of levend?) tussen de lampen en de rook voorover, achterover praten en elkaar beminnen. Bert en Hannie; Lida; dikwijls ook anderen, hun sproeten, dassen, handen scherp maar zeer van verre, of vlakbij, Nellie van der Sterre in een groene trui met rode randen. Weg, ik ben terug op straat, slechts met mijn armen ijverig marcherend op die hoek van water, grond en brugsteen, zwart verwerend. Het wordt later, en het wordt te laat. Wanneer de lichten uitgaan en de droom uitgaat blijft mijn jas nog even staan in Utrecht, en ik lig naakt in dit bed, dit huis, dit land en denk over de droom terug, want wat stond toen op die hoek en maakt mijn benen nu nog lam? Een boom? Een stuk papier? Kuil? Buikpijn? Tante? Tineke? voor wie die tijd nog zonder haar aanwezigheid ook niet bewoog, ook niet bestond? De nacht? De storm die steeds mijn mond koud en zacht openbijt? Vorige Volgende