Hollands Maandblad. Jaargang 6
(1964-1965)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
W.D. KuikOpening van een expositieNoch het kennersrot aan deze verlopen geschiedenisGa naar voetnoot1)
noch jij Pyrrha geven,
gewelven en prenten brengen niet
het leven in de moede benen.
Tot het geopend venster, waaraan de schilders van weleer uit
Vlaanderen hun meesterschap verlenen,
het beperkte landschap toont van de rommeltuin.
Voethoogte, horizon voor kleine honden.
Scherp groen kruid en witte phloxen.
Twee decimeter avondlucht
boven een muur oud en geschonden.
| |
Aangevreten asphaltcopieDe vrouw in crêpe de chine verlept als een cyclaam,Ga naar voetnoot2)
waarvan de bol is aangestoken,
het sprookje van meester Eulenbach
zweeft over de rotsen,
bespeelt de harp en klaagt haar nood.
De radeloze uil,
beperkte kunstgreep uit een photografisch ver verleden,
vlucht in het riet,
want Talbots asphalt wordt haar dood.
| |
Voor CynthiaCynthia, de vale rode vos
speelt in de tuin
en glipt door de hoge netels.
Een zure lucht van neergeslagen rook komt van het spoor.
Wat vlokkig haar kleeft aan de monden van de pijpen,
die zij gegraven heeft.
De alruin bloeit in deze gangen;
het wortelmannetje draagt trots zijn bloementooi.
Het was verleden jaar,
dat hier de Kersthaas werd gehangen.
| |
AnecdoteHet lichter dan water
geeft ons een zekerheid
de loden os ten spijt,
die wij zo nu en dan eens spelen.
Alleen een koning te Japan,
hij hield het met een vos,
veranderd in een vrouw
en ruilde mussenogen
voor fraai geslepen stenen,
kreeg, naar Uchai ons bericht,
een staart tussen de benen
en zonk.
| |
[pagina 34]
| |
De splijtzwamVoor Mevrouw A.B. De splijtzwam is nog niet gekist.
Haar spikkelige bleke bol bewaart heel trouw het erfdeel;
een koninklijke gunst aan dilettanten,
schapenscheerders, koperslagers in de kunst.
Zelfs al verdwijnt zij met een bataafse held,
menig ezel is door haar geveld,
tussen het gekleurde eikenlover in de mist:
de splijtzwam is nog niet gekist.
| |
Triptiek voor een oude amateurNadenkend staart de oude man
met vrome blik
als was hij lang verwacht de heer,
een souvenir uit de verleden tijd
toen hij de kalveren slachtte
voor zijn vader in de zaak
of vroeger nog wel aan de rokken hing
van de naaister werkster oude keukenmeid,
in de zwart met goud omrande spiegel.
Hoeveel kinderen heeft zij niet bedorven,
zij die was verweerder dan het glas,
het aangetaste kwik.
Hoelang geleden is zij nu gestorven
en weggezakt in het kerkhofslik.
Zorgvuldig het gelaat, in potlood nagebootst,
heel ijverig besmeuren met uit Japan
afkomstig wonderkrijt.
Een toeverlaat voor iedere dilettant,
gegeven een palet in te brutale kleuren.
Het oog is nog wel goed,
maar het gevoel voor harmonie is naar de donder.
De oude man is als een verlopen schippersbaas,
de boot is lek.
De vissen zwemmen in het vooronder.
| |
Mislukte etsDode glazenzemer,
ik trof U aan na de vakantie.
Verdorde langpootmug,
vergeten door de rood versopte schoonmaakhand
in het lokaal.
Geringd het achterlijf
een schoon gevormde koker van citine
gekromd naar boven;
daar was Uw laatste vlucht.
Nu zet ik U op een koperplaatje
ter grootte van het doosje
waarop de Zweedse zwaluw zucht.
Helaas, er ging een kunstwerk naar de kloten.
Ik brak U al de lange brosse poten
toen ik U van de tafel nam.
|
|