De uitspraak van Rogier
J. van Rossum
Mgr. Bekkers, de in brede r.k. kringen favoriete bisschop, van Den Bosch, heeft gezegd dat er een nieuw mandement op komst is, omdat het vorige (van 1954) zo langzamerhand verouderd is. Het was trouwens al verouderd toen het verscheen. Want hoeveel rooms-katholieken aangesloten zijn bij het N.V.V., weet ik niet, maar ik geloof niet dat er één in Nederland te vinden is die niet bij gelegenheid het verbod om naar de V.A.R.A. te luisteren overtreden heeft. En Geert Ruygers c.s. hebben er zich nimmer iets van aangetrokken dat het lidmaatschap van de P.v.d.A. ‘ernstig ontraden’ werd. Het zou zelfs kunnen zijn dat zich hier bewaarheid heeft wat een bekend spreekwoord van het varken zegt: als men zo'n beest vooruit wil hebben moet men het aan zijn staart trekken.
Prof. Rogier, de kerkhistoricus van Nijmegen, goot onmiddellijk na de verschijning van het mandement zijn hoon uit over de ‘volgzaamheid’ waarom daarin de gelovigen door de bisschoppen geprezen werden. Gehoorzaamheid is menselijk: zei hij, het laat zich denken dat iemand zich ten slotte bij beslissing van hogerhand neerlegt, ook al gaan deze tegen eigen overtuiging in, omdat dit om redenen van discipline enz. noodzakelijk is, maar volgzaamheid is een eigenschap van schapen die gedachteloos nakomen wat hun geboden wordt. Waarmee we dan weer niet willen zeggen dat de kudde schapen die de bisschoppen meenden vóór zich, of liever: achter zich te hebben, tenslotte gebleken is een kudde varkens te zijn. Maar in elk geval is prof. Rogier een van de eersten geweest die zich tegen de terreur van het mandement, dat van de gelovigen een blinde volgzaamheid eiste, hebben verzet.
Dezer dagen echter heeft dezelfde Rogier iets gezegd wat men nu juist van hem helemaal niet verwacht had. Als feestredenaar ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Nijmeegse universiteit zei hij o.a.: ‘Wij mogen geen andersdenkende in de waan laten, laat staan brengen, dat wij de hereniging (bedoeld is de hereniging van roomskatholieken en protestanten) verwachten van een soort geven-en-nemen. Wij verstaan haar als terugkeer tot de éne kerk onder de éne opperherder, een kerk die in haar structuur en in heel haar aardse verschijningsvorm zeer ingrijpend gewijzigd kan worden, maar niet in haar leer en haar leergezag. Het schijnt mij een dure plicht van christelijke liefde en waarlijk oecumenische zin onze andersdenkende christenbroeders op dit punt niet in het onzekere te laten.’
Deze woorden hebben in kerkelijke kringen veel opschudding verwekt. Immers degenen die met hart en ziel de oecumene, d.w.z. de éénwording van alle christenen zijn toegedaan, streven hierbij naar een gemeenschap die noch rooms, noch protestants, noch anglicaans enz. zal zijn, terwijl Rogiers woorden klonken als: de hereniging kan alleen bereikt worden als alle nietroomsen rooms worden. Velen waren van mening dat hiermee aan de oecumenische beweging, die door de bekende gebeurtenissen van de laatste tijd toch al een geweldige deuk had gekregen, helemaal de doodschop was toegebracht. Mgr. Bekkers (de onvermijdelijke) zei desgevraagd dat hij er niet erg gelukkig mee was en een r.k. blad schreef dat Rogier op zijn klompen de oecumenische porceleinwinkel was binnengestapt en daar onherstelbare schade had aangericht.
Een andere r.k. theologie-professor, drs F. Haarsma, is evenwel in de pen geklommen om zo mogelijk weer enigszins goed te maken wat Rogier bedorven heeft. In De Tijd-Maasbode schreef hij een artikel waarin hij tracht aan te tonen dat de ongenuanceerde uitspraak van prof. Rogier de huidige situatie, en vooral de toekomstige, waarop toch de oecumenische beweging gericht moet zijn, niet zuiver weergeeft. Rogier zelf geeft toe, zo schrijft hij, dat de structuur en de gedaante van de kerk voor ingrijpende wijzigingen vatbaar zijn: welnu, wie kan nú bepalen hoever deze veranderingen zullen gaan? 't Zou best eens kunnen zijn - de besprekingen op het huidige concilie wijzen in die richting - dat het pausschap zó hervormd wordt - de paus als voorzitter van het college van bisschoppen en dan b.v. gekozen voor een bepaalde amtstermijn - dat het ook voor andersdenkende christenen acceptabel wordt. En als het bestuur en de inrichting van de kerk voor ingrijpende wijzigingen vatbaar zijn, waarom dan ook niet de leer? Men zegt wel eens, schrijft prof. Haarsma - en hij doelde hier op een uitspraak van paus Joannes in zijn openingsrede van het concilie - dat de formulering van het dogma voor wijziging vatbaar is,