| |
| |
| |
Paard C4 schaak!
Jos Ruting
Het was middag, het was vroeg donker, wij zaten bij het raam Malrove en ik, tussen ons het schaakbord. Ik was aan zet, ik keek naar de stellingen, ik meende een winstvoortzetting te zien door paard C4 schaak. Malrove keek naar buiten, naar de grauwe lege tuin, de grillige bouwsels aan de overzijde met hun trieste binnenplaatsjes en diepe schaduwhoeken. Opeens zei Malrove: ‘Daar klimt er één langs de gootpijp’.
Een jongeman, een onguur type voor zover ik dat kon zien, klom langs een gootpijp naar het platte dak van een bijkeuken, bereikte de hoger gelegen dakgoot, opende een zolderraam en ging naar binnen. Nadat hij het venster achter zich gesloten had was hij er niet geweest. Het bleef stil. Waarschijnlijk had niemand anders de man gezien. Wij zagen hem toevallig; ik had het licht nog niet aan, de gordijnen nog niet gesloten, de partij was boeiend.
‘Een vreemde manier van thuiskomen’, zei Malrove, ‘de meeste mensen gaan door de straatdeur binnen.’
‘Die man kwam niet thuis, die verschafte zich toegang,’ zei ik. ‘Door dat dakvenster komt hij op een zolder, kan de trap afgaan en is binnen bij juffrouw Cinneraria. De juffrouw woont al jaren aan de overkant. Zij is vermogend.’
‘Zou hier sprake kunnen zijn van inbraak?’ vroeg Malrove. Hij is zenuwarts, door zijn beroep weet hij dat mensen bij voorkomende gelegenheid het normale evenwicht verliezen en zich dan ongewoon gedragen. Ik gaf toe dat de man, hoewel die zich in de schaduw ophield, waardoor ik hem niet duidelijk zag, een ongunstige indruk op mij gemaakt had. Aan die indruk wilde ik niet veel betekenis hechten, juist omdat de man zich door dat klimmen in halfdonker min of meer verdacht maakte. Het beeld dat wij ons van hem vormden was beïnvloed, in het bijzonder voor mij; ik weet dat juffrouw Cinneraria nog enig geld in huis heeft. Het is misschien onverstandig om geld in huis te bewaren maar de juffrouw is ongehuwd en zij zegt dat de wettelijke bepalingen erop gericht zijn om ongehuwden armlastig te maken, dat men voor weduwen nog enig respect heeft maar ongehuwden haat en veracht. Uit vrees voor de overheid, die naar zij zegt, haar laatste spaargeld wil afnemen, durft zij dit niet naar een bank te brengen.
‘Zou die man weten dat zij geld in huis heeft?’ vroeg Malrove. Hij vroeg het gedachtenloos. Hoe kon ik weten wat die man wist. Ik vond Malrove kwaaddenkend. Ik zei: ‘Bekijk een foto in de krant bij het bericht over een lugubere moord, het portret van een onbekend man. Je ziet een onguur individu. Je vraagt je af hoe deze schurk nog vrij kon rondlopen. Je leest het relaas van de moord en je ontdekt dat de foto niets met het misdrijf te maken heeft. Je leest verder en weet dat de foto een minister of een generaal voorstelt en onmiddellijk ontwaar je edele trekken in het krantenpapieren gezicht.’
Aan de overkant ging het licht aan in een kamer op de eerste verdieping, wij hoorden een gil en het licht ging uit.
‘Doet mij denken aan een overval,’ zei Malrove, ‘woont die juffrouw daar, die juffrouw met dat geld?’ ‘Ja’, zei ik, ‘daar woont zij. Er is iets met het licht, ik denk kortsluiting.’ Zijn gewaagde gissing gaf mij aanleiding om ook een paar gissingen te maken. Ik zei: ‘Misschien slaakte juffrouw Cinneraria een kreet van verrukking, zag zij eindelijk de lang beminde man die alle hindernissen overwon; de weg naar haar slaapkamer gevonden had. Misschien ook bracht de man een gelukkige tijding. Sommige mensen zijn brengers van een blijde boodschap, klimmen als katten in het want om de eerste te zijn. Zij zijn geen nieuwslezers van het persbureau, zij zijn aanbidders van het liedje “Dat is goed nieuws voor mij.” Weet je dat zendelingen zich gebraden of gekookt, al naar de smaak van vreemde volken, laten serveren in de tenten der goddelozen? Zij zijn verslaafd aan hun nieuwscomplexen, zij willen iets redden, rokjes en onderbroeken uitdelen.’ Ik kreeg een neiging om zelfs surrealistische gissingen te maken, ik verdacht Malrove van bemoeizucht, maar weer zagen wij iets dat onze aandacht trok. Wij zagen de man buiten, hij ging door het poortje, hij was op straat onder de lantaarn en hij droeg een zak of een kussensloop over zijn schouder. De man liep gebogen, de zak was vol en blijkbaar ook zwaar. Onder de lantaarn vielen
| |
| |
enige geldstukken uit de zak. Het geld rinkelde op de straatstenen maar de man hoorde het niet, hij was onverschillig, hij had haast, in elk geval liep hij door, verdween achter de huizen. Grote zilveren munten lagen glinsterend in de lichtkring onder de lantaarn.
‘Die man kwam de voordeur uit,’ zei Malrove, ‘hij verliet het huis van de ongehuwde juffrouw met een zak geld. Het komt mij onwaarschijnlijk voor dat de man een zak wasgoed of een zak aardappelen droeg’.
‘Wij kennen ten dele,’ zei ik, ‘wij weten niet wat wij zien. Een tram reed op een auto,
elf mensen op het voorbalcon hadden de toedracht gezien, elk van hen gaf een ander ooggetuige-verslag. Een hoogleraar liet tijdens zijn college het licht uitdoen, dook in donker brullend achter de kateder, pistoolschoten klonken, glas viel rinkelend stuk, zaklantaarns flitsen, iemand kermde, het licht ging aan, de professor was verdwenen, de assistent stond op zijn plaats, hij verzocht de studenten om hun excacte waarnemingen op te schrijven, elk van de aanwezige, beslist intelligente mensen, had iets anders gezien, iets anders begrepen.’
Malrove is niet lichtgelovig, hij slaat het dier ‘mens’ bijzonder hoog aan maar de dokter in hem maakt natuurlijk jacht op geschokten, heeft een voorliefde voor geschokten die hij met succes kan behandelen, hij wil en als van nature, mensen beter maken. Nadat hij de gil hoorde had hij een neiging tot werkelijke handeling en dat alleen naar aanleiding van een gebeurtenis in zijn verbeelding.
Ik ben niet lichtgelovig, ik sla de steppenaap ‘mens’ bijzonder hoog aan maar de anthropoloog in mij weet dat onder de drie miljard thans levende exemplaren gespecialiseerde individuen voorkomen, die vooral door milieu-factoren een zekere voorbeschiktheid kunnen ontwikkelen om bepaalde werktuigen te gebruiken zoals pistolen, sabels en gummistokken. Zowel bij kleine als bij grote volken van de hominidae treffen wij een kaste aan die overeenkomst vertoont met de bij mieren voorkomende kaste ‘gewapende werksters’. Bij sommige soorten roofmieren zijn de gewapende werksters gedegenereerd tot hulpbehoevende moordmachines; afhankelijk van andere werksters die hen in leven houden, hun het voedsel in de mond leggen. Zulke uitsluitend tot doden vervormde mieren noemt de bioloog ‘soldaatjes’. De diersoort ‘mens’ bezit zowel vrouwelijke als mannelijke soldaten en van buiten bekeken vertonen die minder extreme verschillen met soortgenoten dan bij de roofmieren het geval is. Ze dienen echter ook, evenals bij de mieren, om een horde, een kolonie, een volk te verdedigen, om andere horden aan te vallen. Mensenvolken noemen de hoogste soldaat hun minister van oorlog. Liefbebbers van eufemismen noemen hem de minister van verdediging. Zo'n nederlandse naam klinkt ons nederlanders vreemd in de oren, het frans défendre is vertrouwder. Het eufemisme hangt natuurlijk samen met vrees: geschokten spreken over ‘K’, niet over kanker, over geholpen, niet over geopereerd. In hoeverre het bezit van een grote of kleine oorlogskaste noodzaak of luxe is wordt meestal niet door een volk bepaald maar door vreemdelingen alsook door belanghebbende particulieren; hetzij die vreemdelingen zijn of tot de autochtone bevolking behoren. Over dit onderwerp wordt dagelijks geschreven, meestal met het doel om verwarring te stichten,
om de waarheid te verbergen. Noch juffrouw Cinneraria, noch de man onder de lantaarn gaven mij aanleiding om iets te zeggen over gewapende en van nature vreesachtige minderheden maar ik meende dat het zijn nut kon hebben om te wijzen op enige voorbeelden van ‘over-specialisatie’, althans op verschijnselen bij in wezen onschuldigen individuen waardoor die bijzonder gevaarlijk voor soortgenoten kunnen worden.
Ik wees Malrove op de geldingsdrift van hominiden die iets willen handhaven of herstellen, op de geldingsdrift van exemplaren die in het water springen om iets te redden: meestal samenhangend met een gering voorstellingsvermogen en geloof in heldendom. Tengevolge van een stilstand in de
| |
| |
ontwikkeling op jeugdige leeftijd, geloven sommigen na verloop van jaren nog in het bestaan van heldendom. Zij zijn daardoor geschikt voor het veroveren van medailles, onderscheidingen, promoties. In opzichten zijn onderscheidingen onschuldige verzinsels van kinderlijke mensen, in opzichten dienen zij louche bedoelingen, primitieve machtsbegeerte. Een kleine demon zit aan de haard, brengt de op lintjes belusten in verzoeking, speelt met de draadjes waaraan zijn dappere poppen in het rioolwater zwemmen om zich drijvende te houden. De poppen beseffen niet dat zij het plezierjacht van vermaak dienen, de demon drijvende houden.
Malrove gelooft in het bestaan van inspiratie tot spontane hulpverlening aan een soortgenoot, een instinct dat zich kan uitbreiden tot het redden van andere dieren. Op een wildvreemde hond die in gevaar verkeert laat de mens soms eigendomsrechten gelden. De mens zowel als de hond bevinden zich aan ‘deze-zijde’, zijn levenden, zeg lotgenoten op de planeet. Een redder hoeft zich dit niet bewust te zijn, hij gaat spontaan in oorlog met de dood. Malrove merkte hierbij op dat afkeer van de dood wel eens actiever maakt dan liefde voor het leven. Hij noemde het leven een avontuur, hij had bezwaren tegen intellectualistische remmingen zoals die kunnen ontstaan door vergaande vergelijkings-mogelijkheden.
Zijn dadendrang speelt hem parten op het schaakbord, door zijn aanvallen denk ik wel eens aan een prent; Jan Breidel de beenhouwer, zijn geduchte bijl zwaaiend, sympathiek, maar kwetsbaar voor de snelle floret.
Malrove neemt patienten in bescherming tegen normalen, het schijnt hem te ontgaan dat anderen normalen in bescherming nemen tegen patienten. Natuurlijk kent hij gifslangen en gavialen maar wie kent de vleesetende aap met zijn beroepenladdertje, zijn klassenhaat, zijn weerzinwekkende kanker ‘bemoeizucht’?
Een expeditie gaat dwars door het oerwoud, wij willen weten, wagen ons met camera, kapmes en kijker in het onbekende, de bedachtzame leider brengt zijn veroveringen, maar ook zijn helpers, zijn soortgenoten behouden thuis. Een goedgelovig leider brengt ons geen nieuws, hij keert niet terug, hij sterft onder varens of in een cel. Laat het leven een avontuur zijn maar het einde in een cel is droef. Het komt wel voor dat iemand in een cel sterft doordien men zijn ziekte of de aard van zijn verwondingen niet onderkende. Het is voorgekomen dat iemand werd aangehouden omdat hij een gebogen gestalte had. Mogelijk is de gebogen gestalte alleen toelaatbaar voor ouden van dagen die men in een rusthuis bijeen bracht. In de rumoerige rabiësdagen verdiende het voor mensen met grote, onrustige ogen aanbeveling om thuis te blijven. Mensen met het weinig opvallende, laat ik zeggen ‘voorgeschreven oog’ liepen minder kans op aanhouding als hun tred rustig en beheerst bleef. Een simpele zenuwtrek, een kleine fout van de natuur kunnen voor elk individu dat zich in het openbaar vertoont, gevaarlijk worden te meer omdat niemand weet wat morgen aanstootgevend zal zijn. Wij hebben gebrekkige communicatie-middelen, behelpen ons met telefoon, radio, televisie, radar en ballen in de lucht, technisch vernuft dat onze pogingen om de mens te bereiken alleen maar moeilijk maakt. Met behulp van infra-rode stralen kan men kruipende soldaten in een weiland zien, hoe zwart de nacht mag zijn. De niet kruipende maar rechtoplopende mens kunnen wij zelfs in het volle daglicht niet zien. Helaas kan ik geen andere hulp bieden dan dit alles registreren en met vriendelijke bedoelingen meedelen. Het verdient aanbeveling dat ongewapende hominiden de gewapende soortgenoten ontwijken. Zij moeten dit onopvallend doen. Dikwijls is de gewapende soortgenoot eenvoudig van structuur, alleen maar
het instrument van een andere gewapende soortgenoot, soms leeft hij in een droom over orde en recht, kan niet vlug onderscheiden, wel vlug schieten, slaan en steken. Soms is hij bang, vermoeid of overspannen, heeft behoefte aan het uitleven van drift, zou op de grote stille heide, aan een eenzaam strand de rust hervinden, vindt die niet in een stad met haastige mensen.
Onze gedachten inzake juffrouw Cinneraria en de klimmende man zijn oppervlakkige gedachten, wij grijpen niet naar camera en kapmes, wij onderbreken ons spel. ‘Lees deze knipseltjes even door’, zei ik, ‘het zijn opschriften boven dagbladnieuws uit verschillende kranten. Een kleine verzameling, verre van compleet maar toch aardig, in het bijzonder voor de archeoloog.’
| |
1957
Februari, Breda. Agent van politie sloeg en schopte arrestant (beschuldiging van excollega).
| |
1958
27. 11. Amsterdam. Foto's tonen aan dat een fotograaf door een politieman te paard tegen de grond gelopen is (intocht sint Nicolaas). Volgens een politieverklaring moeten de foto's onjuist zijn. |
| |
| |
| |
1959
19. 8. Delft. Man met schedelbreuk in cel voor dronkenschap. (Het breken van een schedel is riskanter dan u denkt).
Augustus en september de zogenaamde nozemgevechten, amusement voor onderwereld en burgers die naar de stads-slagvelden trokken om te kijken. |
28. 9. Amsterdam. Politieagent schiet op vechtersbaas: drie gewonden. (De vechtersbaas, 41 j. dame en 15 j. jongen.) |
| |
1960
21. 1 Amsterdam. Minister greep persoonlijk in. Rumoer over uitzetting van Spaans meisje. Oooggetuigen verklaren: Twee mannen sleurden haar in de politieauto. |
22. 1. Minister rechtvaardigt politie-optreden na vragen van Kamerlid. |
31. 1. Nederland geen rechtsstaat? (Voorpagina Het Parool.) |
24. 3. Amsterdam. Kinderen demonstreren tegen ‘moord en rassenhaat’. Politie treedt hardhandig op. Een foto illustreert het optreden. |
23. 5. Haarlem. Voorbijganger (16 j. jongen) getroffen. Revolver te vroeg af bij jacht op vluchteling. (In het jachtterrein altijd achter de jagers lopen kinderen.) |
30. 3. Utrecht. Utrechtse hoofdcommisaris: Agent had geen recht op student te schieten. (Jongen fietste zonder brandend achterlicht.) |
19. 7. Den Haag. Minister Beerman: Gevangenhouding van kind bij de politie is hoge uitzondering. (Naar aanleiding van vragen over 13 j. jongen die drie maanden op het Rotterdams politiebureau doorbracht). |
22. 7. Amsterdam. Politieagent van de zaak Brakel nu met chauffeur slaags. Klacht wegens mishandeling na rel op kruispunt. |
16. 9. Amsterdam. Politiehonden jagen op kijkers zonder kaartje. (Wedstrijd in stadion.) Ongeveer dertig jongens van 14 en 15 j. gepakt. |
| |
1961
2. 1. Drachten. Politie schiet in Drachten. |
8. 2. Eindhoven. Agent die fietser in been schoot neemt ontslag. |
16. 2. Amsterdam. Verontwaardigde sociaal werker: Politie haalde me uit bed en sleurde me in overvalswagen. (Hij zou verder door de politiemannen zijn geschopt en geslagen, zegt de krant.) |
17. 2. Amsterdam. Politie ranselde hard op demonstranten in. Voorbijgangers kregen ook klappen. Volgens het krantenbericht werden meisjes en jongens die demonstreerden tegen de moord op Loemoemba, schandelijk mishandeld, en deed de politie ook een aanval op een groot aantal niets vermoedende bioscoopbezoekers. (De bioscopen waren juist uitgegaan.) |
24. 2. Den Haag. Politieagent voor lastig vallen meisje geschorst. (Hij bleek door persoonlijke omstandigheden uit zijn evenwicht.) |
28. 2. Amsterdam. Politieman verdacht van ontucht in cel (arrestante 17 j.). |
3. 3. Amsterdam. ‘Agent stompte het eerst’, zeggen meeste getuigen, Gestompte en stompende, elk f 25 boete. |
4. 3. Amsterdam. Agent liet ook inbreker bij meisje in cel. |
17. 3. Amsterdam. Veldtocht van twee agenten. |
12. 6. Tiendeveen. Begrafenis werd demonstratie. Heel Tiendeveen rouwt om dood Berend Pekel. ‘Ze hebben mijn zoon vermoord!’ roept de bejaarde vader van een man die vorige week het slachtoffer is geworden van een vechtpartij tussen de rijkspolitie en vrijwel de gehele mannelijke bevolking van het kleine dorpje Tiendeveen..
‘Tiendeveen’, zei Malrove, ‘hoe vinden ze zo'n dorpje?’
‘Gesedenteerden lopen het risico dat deze of gene op hun nederzetting stuit’, zei ik. 16. 6. Amsterdam. Klacht over hardhandig optreden van politie. |
22. 6. Amsterdam. Zaak ontucht in cel voor de rechtbank. Jaar geëist tegen politieagent. |
20. 10. Amsterdam. Politieman vrijgesproken van ontucht in cel. Rechtbank en officier overtuigd van zijn onschuld. |
14. 11. Amsterdam. Na vrijsprekend vonnis: Hoofdagent wacht nu nog op eerherstel. Trage administratie staat snel afwerken in de weg. |
15. 11. Amsterdam. Eerherstel hoofdagent. (Volgens de korpsleiding was het onwaar dat een inspecteur van de zedenpolitie ondergeschikten had verboden om de heer De Knegt tijdens zijn verpleging in paviljoen drie van het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam, kort na zijn aanhouding op te zoeken.) |
15. 11. Amsterdam. Hoofdagent is nog steeds geschorst ondanks vrijspraak. |
16. 11. Den Haag. Haagse agent houdt vol: Sabelsteek was ‘opwipper’. (Opwipper is dus dodelijk, evenals een ‘prikkertje’ dat onfortuinlijk is aangekomen.) |
| |
1962
14. 6. Wormer. Politie pakt jongen camera af bij luilakrel. |
26. 6. Amsterdam. Dissonant tijdens orgelconcours. Politie trad handelend op. |
1. 7. Utrecht. Hond nodig bij arrestatie van twee jongens (14 en 15 j.) |
2. 7. Den Haag. Haags antibom rumoer. Veldslag in Hofvijver. |
| |
| |
| |
Leo Vroman
Maart
De dode diertjes, platgestampt
onder de oude samengeperste
lossen tot een van zon ververste
een schatrijke mest op en vloeien,
nog een maal dierlijk van genot,
de grond in; over twee weken bloeien
de crocussen misschien al.
6. 7. Amsterdam. Politie deelt klappen uit in feesttent. Verontwaardigde getuigen: Onredelijke ranselpartij. |
3. 9. Amsterdam. Man dacht dat meisje werd ontvoerd. Rechercheurs bleken de ‘daders’ te zijn. (Meisje van 14 j. werd in haar pyjama meegenomen door rechercheurs van de hotelcontrole. Het kind was in een tehuis voor meisjes en lastig volgens de directrice.) |
6. 10. Amsterdam. Klacht over zeer bruut optreden van agenten. |
10. 11. Amsterdam. Politieman schiet vluchteling dood. |
22. 11. Amsterdam. Burgemeester van Hall: Geen stappen tegen agenten wegens rel in de Ferdinand Bolstraat. |
15. 12. Amsterdam. Aanval op politie in de raad. |
| |
1963
8. 2. Amsterdam. Ontsnapte psychopaat overvalt ex-vriendin. Moordpoging verzwegen. ‘Politie waarschuwen te pijnlijk’, beslist moeder-overste bejaardenhuis.
De juridische medewerkster van Het Parool schrijft onder het hoofd ‘Bij Moordpoging’ ‘Aangifte doen is niet altijd een plicht’, dat men volgens art. 160 van het wetboek van strafvordering verplicht is om aangifte te doen als men weet dat ergens een moord gepleegd is, tenzij men door de aangifte zelf gevaar loopt een achtervolging uit te lokken van iemand ten aanzien van wie men geen getuigenis behoeft af te leggen. Het wetboek van strafrecht zegt, aldus deze deskundige, wie niet van het voornemen van een moord op de hoogte was, maar wel van de moord zelf, is niet straf baar als hij geen aangifte doet, omdat het slachtoffer dan dood is en er dus geen gevaar meer is af te wenden.
Malrove, zei: ‘Het staat niet vast dat juffrouw Cinneraria dood is, het kan zijn dat zij ernstig letsel heeft opgelopen. In dit laatste geval kan het zijn nut hebben de geneeskundige dienst op te bellen.’
Ik zei: ‘Stel je voor dit: een man is dronken, tevens balorig, zet de gaskraan, open, zijn vrouw doet die dicht, de man ontwaakt, denkt aan zijn vrouw en kinderen draait aan de gaskraan. Hij doet die open maar weet hij dit? De vrouw ontwaakt, doet ramen open, geneeskundige dienst komt, iedereen herademt, er is niets gebeurd, dat wil zeggen “biologisch gezien”, mogelijk is “sociologisch gezien” een winstpunt geboekt, zal de betrekking tussen man en vrouw in de toekomst beter worden nadat zij en hun kinderen aan een groot onheil ontkwamen. Voor de wet is hier sprake van een poging tot moord. Als het draaien aan de gaskraan bekend wordt, zullen de gevolgen niet uitblijven’. |
4. 3. Amsterdam. Verkeersfout in Leiden leidt tot rel op politiebureau. Man zegt door agenten ernstig te zijn mishandeld. |
16. 3. Leiden. Leidse politie ontkent willekeur. |
20. 3. Amsterdam. Onderzoek gelast. Politie pakt kijker bij relletje camera af. Film blijkt bedorven bij teruggeven. |
17. 4. Amsterdam. Politie werft onder uloscholieren. Excursies nu geschriftjes geen succes hadden. |
21. 5. Roermond. Vrijspraak voor wethouder. |
24. 5. Assen. Vrijspraak in zedenzaak tegen agent. |
31. 5. Den Haag. Minister en burgemeester: Gebruik wapenstok bij gevecht in bureau onjuist. Straf wacht Leidse politieman na klap. |
2. 7. Amsterdam. Politie gebruikte gummiknuppel tegen scholier (14 j). |
6. 7. Amsterdam. Binnen en buiten stadion. Felle botsingen bij de taptoe. Gewonden moesten lang op bijstand wachten. |
8. 7. Amsterdam. P.S. P-ers walgen van optreden politie. |
11. 7. Amsterdam. 46 van 51 leraren uiten afschuw over optreden politie (zij denken daarbij in het bijzonder aan een leerling van
|
| |
| |
het Spinoza-lyceum die een zware hersenschudding opgelopen zou hebben.) |
22. 7. Amsterdam. Predikanten laken optreden politie.
Verslagen van ooggetuigen en demonstranten gewagen niet slechts van een hardhandige ordehandhaving in het stadion, maar ook van mishandeling en zinloze achtervolging na deze ordehandhaving. De 18 predikanten menen dat het volk wordt gewend aan een klimaat van leven dat niets meer met democratie en christendom te maken heeft, wanneer officiële ordehandhavers het recht schenden door lijfstraf te |
stellen in plaats van proces-verbaal en arrestatie. |
25. 7. Amsterdam. Betogers bij taptoe richten open brief aan politie.
(De demonstratie was niet aggressief gericht tegen dictatuur en koloniale oorlogen der Portugezen.) (De demonstranten meenden dat de politie optrad zoals zij deed omdat die onbekend was met het doel van de demonstratie.)
‘De demonstranten geloven dus dat de politie een logische reden tot krachtdadig optreden heeft indien een demonstratie agressief tegen dictatuur gericht is’, zei Malrove. |
25. 7. Amsterdam. Burgemeester belooft predikanten: Maatregelen als politie onverantwoord optrad. |
29. 7. Amsterdam. Betogers bij taptoe richten open brief aan bestuur Partij v.d. Arbeid (...hopen dat de Partij v.d. Arbeid in de toekomst blijk zal geven van antifascistische gezindheid.) |
30. 7. Elst. Klacht over politieman. Elstenaar geslagen bij vierdaagse. Garagehouder klaagt over politieklappen. |
1. 8. Den Haag. Beschonken man in cel overleden. |
8. 8. Den Haag. Rumoer om Voordewind. Politie zou man hebben laten verdrinken. Onderzoek naar uitlatingen in interview in het weekblad Haagse Post. |
4. 9. Amsterdam. Optreden politie in onderzoek. |
11. 11. Utrecht. Agent bekent ontucht met arrestanten. |
12. 11. Amsterdam. Onderzoek taptoe voltooid. (Het dagblad Het Parool spreekt de hoop uit dat de resultaten van dit onderzoek in de openbaarheid zullen komen.) |
9. 12. Amsterdam. Sabel prikt koopman. Iemand zou aan de arm van agent hebben getrokken. |
Een begrijpelijk geval, de sabel zit in een schede, een arm trekt de sabel uit die schede, aan het ene einde van de arm is een sabel, aan het andere eind een agent. In dit stadium begint een onbekende aan de arm te trekken, het trekken is besturen, richting geven, niet aan de agent maar aan de sabel. Die gaat in de richting van een koopman en prikt deze koopman. Noch de sabel, noch de arm, noch de agent hebben iets te maken met de stuurmanskunst van de onbekende, zij ondergingen die.
De neerlandicus kan noteren dat men met een speld steekt, met een sabel prikt.
| |
1964
2. 1. Den Haag. Man neergeslagen. Klacht over politie in Den Haag. |
7. 1. Den Bosch. Eigenmachtig. Politieman in Den Bosch treedt op tegen boek. |
15. 1. Roermond. Politieman voor mishandeling vervolgd. ‘Als een andere politieman zich schuldig maakt aan mishandeling wordt de zaak geseponeerd of afgedaan met een paar gulden boete, maar mij zoeken ze.’ Dit riep de 46 j. brigadier van de Venlose politie... |
18. 1. Amsterdam. Amsterdammer meldt inbraak. Politie vuurt op tipgever. |
20. 1. Amsterdam. Leiding politiekorps: Schot op tipgever betreurd. Gevolg van misverstand gelukkig slechts schram. Monteur (tipgever) wil nooit meer 5 × 8 bellen. |
| |
1959
25. 6. Den Haag. Commissie stelt voor: Vriendelijker uniform voor de politie. |
Dit alles begrijpend aarzel ik niet, ik ga tot de aanval over, ik besluit op:
‘Paard C4 schaak!’
|
|