Schrijversleven
A.J. van Dijk
Stel je nu voor, denkt de schrijver, dat ik de athletisch gebouwde leider van een opstandige negerstam ben, ergens in de binnenlanden van...
Hij plooit zijn zakdoek om de kop van een lucifer en reinigt zijn rechter oor. Waar het geld vandaan te halen om een goede atlas te kopen, een standaardwerk met gegevens over godsdiensten, fauna, folklore en met een foto van de stroomversnelling waarin de negerleider op bladzijde 238 verdrinkt?
De schrijver verwerpt zijn plan, staat op, loopt naar het zolderraam, kijkt uit over de apatische daken - ja, denkt hij: apathische daken onder het (vooruit nu maar) door regen en roet verziekte zwerk.
Dat is dat. Moet het in godsnaam dan maar weer een soort kunstenaar worden. Dronken moeder, schuldcomplexen van het onaneren, een winkeldiefstalletje of een fatale binding met een oude, Poolse schrijnwerker? Hij zou een atlas kunnen lenen of het materiaal verzamelen in een bibliotheek.
Goed, dat zijn dan die binnenlanden. De schrijver gaat nu op zijn bed liggen, schopt zijn schoenen uit en denkt hardop aan de blikkerende tanden van de opstandige neger. Het zou een boek zonder sex moeten worden. Enkele zakelijke, summiere beschrijvingen van gewelddaden jegens blanke vrouwen. De schrijver gaat zitten en trekt zijn schoenen weer aan. Kannibalisme, denkt hij, ze vreten die wijven gewoon op.
Maar wat te zeggen van een kannibalistische pastoor van een kleine plattelandsparochie? Op zijn heilige aandrang trekt menig jong rooms meisje zich terug in een ver Frans klooster, denkt men in het dorp.
De schrijver krijgt er honger van. Hij telt zijn geld na. Te weinig voor een rooms meisje, maar genoeg voor een nassi goreng waar ze tenslotte ook van alles instoppen.
Hij trekt zijn regenjas aan.
Hij zoekt een tafel bij het raam, knikt vol