Daar ga je niet tegen vechten. Eenmaal in Angola begreep ik - iedereen trouwens - dat de oorlog van de negers een rechtvaardige oorlog was. Ik stond toen dus voor de keus: vechten tegen deze negers of weglopen.
HP: - Hèhè, nu nog een kopregeltje en we zijn klaar. Pik d'r maar wat uit. 's Kijken. Vechten of weglopen. Da's mooi ja. Portugese ex-vaandrig: ‘vechten of weglopen’.
Ik: - Maar dat zegt toch helemaal niets, zo uit het verband gehaald.
HP: - Zo gaat het toch altijd. Weet jij iets beters?
Een gaaf voorbeeld van halve waarheid, tamelijk onschuldig overigens, is het zinnetje onder de foto van José in uniform... ‘ik moet de vloer vegen’... Dit vinden we terug in alinea 4:
In Parijs hoort ex-vaandrig de Moura Marques tot het groeiende leger Portugese réfugiés, in heel Frankrijk op het ogenblik ongeveer 120.000. Vroeger technisch student in Lissabon, kan hij met zijn Portugese eindexamen geen Franse beurs krijgen, dus hij is overdag huisknecht (‘ik moet de vloer vegen’) en probeert 's avonds zoveel mogelijk te studeren.
Ik: - Nee, zó heeft hij het niet gezegd. Jij maakt een kwerulant van hem. Hij heeft gewoon een opsomming gegeven van zijn bezigheden als huisknecht, onder andere vloeren vegen.
HP: - Dat hindert niet. Ik vind het zo'n prachtig kontrast: dat imposante uniform van hem en daaronder: ik moet de vloer vegen. Ha! Is toch mooi!
Ik: - En wat dat studeren betreft: hij heeft tegen mij gezegd dat er, juist door zijn werk, van studeren niets meer kwam.
HP: - Weet ik wel, maar dat doet het altijd goed, zo'n jongen die 's avonds probeert te studeren.
Soit. Détails.
Kleine zwarte José (schoenmaat 37) voelt zich in Frankrijk niet veilig voor de Policia Internacional de Defesa do Estado (PIDE): ‘Toen ik een keer op straat werd aangesproken door een andere Portugees, wilde ik van hem af omdat hij te veel vragen stelde, maar daar moest zelfs een gendarme aan te pas komen. Toen legitimeerde de andere Portugees zich met een kaart van de PIDE, zag ik.’
HP: - Ik weet niet of ik dat erin zet. Geloof jij het?
Ik: - Waarom niet?
HP: - Je legitimeert je toch met een paspoort of zoiets, niet met een PIDE-kaart. Trouwens, wat is een PIDE-kaart? Dat zal er heus niet met koeien van rooie letters op staan.
Ik: - Ja, dat kunnen wij nu eenmaal niet weten. Als hij zegt dat hij het gezien heeft.
HP: - Dat betwijfel ik nou juist. Als je je legitimeert doe je dat toch niet open en bloot, dat doe je (vouwt ter demonstratie portefeuille op een kiertje open) zó. Moet hij er wel met z'n neus bovenop gestaan hebben.
Ik: - Hoe het zij, ik geloof hem. Ik weet iets meer van die PIDE.
HP: - Nou goed, dan zetten we het erin.
Ik: - En ook dat van die brieven.
HP: - Ik weet het niet, ik weet het niet.
Hij is al veel te veel aan het woord.
Ik: - Kom nou.
HP: - Dit is de HP jongen. Niet de Groene.
Ik: - Ja maar over die brieven was hij erg verontwaardigd.
HP: - Daar gaat het ons niet om. Maar vooruit. Ik vind het eigenlijk zelf wel een lollige anekdote.
Alinea 6 dus:
De PIDE zorgt ook voor pijnlijke en pikante moeilijkheden in het briefverkeer tussen José en zijn familie in Portugal: ‘Als ik mijn brieven niet aangetekend verstuur, komen ze niet terecht. Aangetekend wel, maar dan is de inhoud vervangen door papiertjes met obscene woorden of naaktfoto's.’
Als ik niet beter wist zou ik die PIDE aanzien voor een stelletje lolbroeken met een misschien wat eigenmachtig maar in wezen toch echt niet kwaadaardig gevoel voor humor.
José: - Ik noem dit machiavellistisch. Machiavellistisch omdat er, óók vanuit het standpunt van de PIDE, geen reden voor is. Wij weten heus wel dat het geen zin heeft om in brieven over politiek te schrijven. Daarom schrijf ik altijd uitsluitend over familieaangelegenheden, hoe het met me gaat e.d. Maar zelfs die brieven worden niet bezorgd.
Deze alinea moest vervallen.
Dat er iets ontbreekt is op het eerste gezicht duidelijk. José moet over Salazar meer gezegd hebben dan dit ene zinnetje:
Op de door het Actiecomité Angola in samenwerking met de democratisch-socialistische studentenvereniging Politeia georganiseerde lezingen