Hollands Maandblad
tijdschrift voor literatuur en politiek
vijfde jaargang · nummer 191 · juni 1963
De vreemdeling ontmaskerd
De politiek en de intellectueel
Het klinkt misschien als een dorre eccentriciteit om te beweren dat de politiek nog altijd, net als voor Aristoteles in het begin, de eerste der wetenschappen is. Niettemin, het is af en toe nodig om dingen die wij gewoon zijn als vreemd en uitzonderlijk te beschouwen nader te bekijken, zonder omwegen en zonder pedanterie, en er de gewoonheid opnieuw van te ontdekken. Freud heeft ons laten zien dat de sexualiteit niet vreemd en uitzonderlijk is (en nog minder, voor een normaal mens, stiekum en griezelig), maar een kracht die in alle vormen van het leven aanwezig is, en in zekere zin het leven zelf. De meeste van zijn theorieën mogen betwistbaar zijn, en sommige bijna zeker onbewijsbaar, maar hij heeft orde gebracht in de losse indrukken, en de vertrouwde ervaring verhelderd met theoretische kennis. Sommigen vinden dat Marx nog meer gedaan heeft. In ieder geval, ook als zijn algemene theorie niet geldig is, en grotendeels gegrond op heel andere ideeën dan die over klasse en ekonomische produktiviteit die hij als de enige belangrijke beschouwde, hij heeft laten zien dat er aan de invloed van die factoren niet te ontkomen is. Wat er ook voor ruimte mag zijn voor tegenwerping of weerlegging of verbetering van de theorieën die het menselijk gedrag proberen te verklaren uit sexualiteit of ekonomisch belang, er zijn weinig mensen die in ernst betwijfelen dat zulke theorieën of leerstellingen horen te bestaan.
Met politiek ligt het geval anders. Veel mensen die het bestaan van politieke aktiviteit aanvaarden hebben geen geduld met pogingen om een politieke theorie te formuleren. Politici zelf denken dat zij ‘louter mensen van de praktijk’ zijn, en de meeste historici bevestigen hen in een geloof dat zij daarom niet door theorieën beïnvloed worden of hoeven te worden. Intellektuëlen
bemoeien zich niet met politieke theorie omdat er geen esthetische zaken in ter sprake komen - gelukkig; zij hebben vaak meer op met een theorie die de politiek vernietigt, het Marxisme, omdat die dingen daar wel in voorkomen - zoals vanzelfsprekend alles er in voorkomt. Weer anderen hangen theorieën aan die alle politiek afwijzen als van nature irrationeel of ondergeschikt, weg te praten aan de hand van religie, psychologie, ekonomie, sociologie, zelfs biologie. Veel van degenen die zichzelf in alle bescheidenheid beschouwen als de handhavers van de waarden van de beschaving in de landen met vrije regeringsvormen waar zij leven, hebben een afkeer van de politiek die neerkomt op een verwerping ervan, hetzij als een passend onderdeel van het goede leven of als een wetenschap. Veel van de zonen van David zijn filistijnen ten aanzien van de politiek.
Er zijn vaak mensen te horen die het als een eerste kriterium beschouwen van de zinnigheid van iemand die zij ontmoeten, dat hij een verachting aan de dag legt voor politici, politiek en politiek denken. Hij mag wel een zaak bepleiten die hem na aan het hart ligt, maar hij moet laten merken dat de vervulling daarvan door de politiek in de weg gezeten wordt; of hij kan zich beklagen dat een rationele opzet van zijn partikuliere industrie of van het algemeen belang door de bemoeiingen van de politiek belet wordt. Het zou eenvoudig zijn als zulke opvattingen berustten op een misverstand inzake de aard van politieke werkzaamheid; maar integendeel, er is vaak een beter begrip in dan bij de akademische deskundige. Het bezwaar richt zich tegen de meest karakteristieke trekken van de politiek: het compromis, de verzoening, de onzekerheid, het conflict; tegen de noodzakelijke tweeslachtigheid of spanning tussen behoud en vernieuwing; en tegen de curieuze vermenging van groepsanonimiteit en kultus van persoonlijkheden. Voor sommigen is de politicus een duurzaam affront tegen persoonlijk idealisme, omdat de praktijk van zijn werk meebrengt dat hij diepe onenigheden over waarden behandelt als gewone en natuurlijke meningsverschillen. Voor anderen staat de politicus efficiëntie in de weg omdat hij verschillende belangen met elkaar verzoent in plaats van alomvattende plannen te maken ‘in het openbaar belang’. Marx betoogde dat de politiek niet anders was dan het middel van de bourgeoisie om de opkomst te verhinderen van de gemeenschap die zichzelf zou regeren: ‘Politiek denken is werkelijk politiek denken in de zin dat het denken plaats vindt binnen