Sowjet-financiën
S.A. Ass
De ervaringen van een westers econoom, die zich in de sowjet-financiën gaat verdiepen, kunnen enigszins worden vergeleken met die, welke een ruimtevaarder op zijn eerste reis moet ondervinden. Beiden komen tot de ontdekking, dat allerlei dingen, waar ze van kindsbeen mee vertrouwd waren, na hun vertrek plotseling wegvallen. Voor de ruimtevaarder is dat bijvoorbeeld de zwaartekracht, voor de econoom de markt voor produktiemiddelen, zonder welke prijzen en kosten plotseling in de ruimte zweven en kunstmatig moeten worden gefixeerd.
Doch de econoom heeft het moeilijker dan de ruimtevaarder. Wanneer hij tracht, al die nieuwe, onbekende verschijnselen te meten, dan blijken de daartoe benodigde instrumenten, de statistieken, maar al te vaak te ontbreken. Stel, dat een vergeetachtige ruimtevaarder eveneens zonder instrumenten op zijn bestemming zou arriveren; mocht dat toevallig een bewoonde planeet zijn, dan zal hij stellig trachten, zijn licht bij de bewoners op te steken. Doch wat moet hij denken, wanneer de aldus verkregen inlichtingen - voor zover hij ze kan controleren - vaak diametraal tegenover zijn eigen waarnemingen staan? Dit lot nu treft de overeenkomstig handelende westerse econoom, die bij gebrek aan statistische gegevens te rade gaat bij zijn Russische collega's. Wanneer deze hem vertellen, dat in Rusland de welvaart harder stijgt dan elders en dat de roebel de beste valuta ter wereld is, dan kan hij daarin nog een zeker propagandistisch element verdisconteren. Moeilijker wordt het, wanneer de Russen koppig volhouden, dat de roebel zo goed is omdat hij op goud is gebaseerd, wanneer zij het geldscheppend karakter van banken ontkennen of andere economische denkbeelden verkondigen, even victoriaans als het pluche in sommige Moskouse wolkenkrabbers.
De Sowjet-economie is slechts te begrijpen, wanneer men deze ziet als een methode van geforceerde industriële ontwikkeling, en Marx vergeet. De gehele organisatie van het economische leven, ook de financiën, zijn aan die geforceerde ontwikkeling ondergeschikt gemaakt. In dit opzicht kan men de Sowjet-economie wel vergelijken met een westerse oorlogseconomie. Ook daar immers is het economische leven aan één doel ondergeschikt gemaakt, in dat geval de oorlogsvoering, en ook daar wordt door een almachtige overheid bepaald, welk deel van het nationale produkt voor dit doel moet worden aangewend.
Er is echter naast het verschil in doelstelling ook een belangrijk ‘technisch’ verschil tussen de Sowjet-economie en een westerse oorlogseconomie. In het westen moet de overheid, wil zij voor de oorlogsvoering beslag leggen op een deel van het nationale produkt, zich eerst van het daartoe benodigde geld voorzien, wat overigens in tijden van oorlog nooit een probleem is. Zij hoeft dat geld niet aan de bevolking te onttrekken, hetgeen met de goederen, die zij er voor koopt, natuurlijk wèl het geval is; zij kan geld laten ‘scheppen’. Maar hoe dan ook, het geld blijft het aangrijpingspunt voor de overheid.
In de Sowjet-economie is het aangrijpingspunt de ‘reële sfeer’, d.w.z. de goederen zelf. Het jaarlijkse economische Plan legt vast, hoe en wat er geproduceerd moet worden, in tonnen, liters en vierkante meters; op grond hiervan krijgen de bedrijven vervolgens rechtstreekse aanwijzingen. Weliswaar moeten de bedrijven ook geld krijgen, om die aanwijzingen op te kunnen volgen. Maar de aldus ontstane geldstromen hebben een secundaire functie: zij moeten de ‘reële’ goederenstromen niet tot stand brengen, maar dienen tot contrôlemiddel voor de autoriteiten om na te gaan, of die door rechtstreekse aanwijzingen beheerste goederenstromen wel naar wens verlopen.
Deze financiële contrôle op de planvervulling, die bekend staat als ‘contrôle door de roebel’, wordt uitgeoefend door de Staatsbank, een instelling met 6.786 kantoren in het gehele land en met 150.000 employés. Langs twee wegen wordt zij