Italiaanse fascisme, weshalve hij zijn voornaam wijzigde in Roberto en een zeer sterke hiërarchie en oligarchie voor lief nam.
Maar dat is een zaak apart. Ik heb het nu over de tenen van de Hoge Liberalen en ook van de minder hoge liberalen, die zo teergevoelig zijn. Het geldt niet alleen voor de H.H. zittende fractievoorzitters, maar ook voor de H.H. VVD-ministers, de Kamerdames en Kamerheren alsmede de potentaatjes op lager niveau. In dat opzicht zijn zij nog nazaten van de Jacobijnen - Jacobijntjes in milde karikatuur, een fantasmagorie in omgekeerde optiek.
Zo'n binnenpartijdige onverdraagzaamheid ontbreekt merkwaardigerwijs bij de tegenvoeters van het liberalisme, de antirevolutionairen, voor wie 1789 nog steeds de grote ramp, de zondeval van de historie is, doch wier volstrekte organisatorische openheid... liberaler is dan bij de liberalen. Men beseffe wel: de geestelijke onverdraagzaamheid van de meerderheid van de ARP naar buiten, schakel ik uit. Des te erger...
Nog even die Jacobijntjes. Men executeert geen opposanten in de VVD, men doet het subtieler. Men maakt iemand verdacht (het woord ‘rood’ flitst als een mes, zoals ook het woord ‘halfwaardige intellectueel’, dat Van Riel onlangs in de Kamer gebruikte, of doodgewoon ‘intellectueel’, dat de talloze VVD'erige droogstoppels het bloed naar het hoofd doet stijgen). De half-intellectueel, type mevrouw Van Someren, is welkom, omdat zulk intellect niet gevaarlijk is. Nu is dat op zichzelf geen vieze zaak, want een politieke partij, die alleen bestaat uit vertegenwoordigers van het intellect, zou bij voorbaat tot electorale mislukking zijn gedoemd. De socialistische politici zijn in meerderheid ook geen intellectuelen-bij-uitstek, de christelijk-historischen evenmin en KVP'ers in geen enkel opzicht. Een zeer hoge wijsheid, waarmee men iemand kan elimineren, ligt besloten in de woorden ‘niet constructief’, wat dan betekent, dat alleen het volgen van de partijlijn en het beaat meeknikken met de Mandarijnen iemand geschikt maken om het ‘liberalisme’ te vertegenwoordigen. Nu ik dit schrijf, zie ik in deze zachtaardige vormen van executie toch nog een residu van de oude tolerantie. En van ‘liberalisme’ misschien, voorzover die term in de moderne maatschappij nog iets meer is dan een vage aanduiding, waarover de meningen heel ver uiteenlopen.
Thorbecke had er een negentig jaren geleden al moeite mee. Bij de ‘algemene beraadslagingen’ over de Staatsbegroting van 1871 lag hij in de clinch met zijn opposant Sam van Houten. Hij zei: ‘... Maar degenen, die aan mij of de regering zeggen: “gij zijt niet liberaal”, wie zijn zij? Het zijn degenen, die ons een catechismus van uitsluitend liberalisme voorleggen, en aan hetgeen zij liberaal gelieven te noemen, alle maatregelen, alle verklaringen toetsen.’ En verder: ‘Ik laat dus ieder gaarne liberaal zijn op zijne wijze; en er is meer dan ééne wijze. Van mijn zijde wil ik gaarne liberaal genoemd zijn en blijven, maar dan geteld worden onder de opbouwende, organiserende, niet onder de polemiserende, enkel negatieve liberalen.’ Aan de constructieve instelling van Thorbecke valt weinig te tornen, hoewel die steeds geringer werd dan zij in de aanvang was. En Van Houten in bedekte termen als negatieve liberaal te betitelen, dat is, historisch gezien, sterk overdreven. Maar toch: in 1871 was men milder in liberale kringen en ook meer tolerant. Nu leeft de criticus op de grens van de politieke denigratie. Thorbecke had gelijk - er bestond geen liberale catechismus. En die bestaat nog niet. Zij, die zo een ding steeds maar willen opstellen, falen - of het nu loyale of oppositionele liberalen zijn. Maar kan een politieke partij in de tegenwoordige tijd nog zonder catechismus en zonder een rigoureuze organisatie blijven bestaan, althans zich verder ontwikkelen? Men kan toch niet eindeloos de vele vormen van liberalisme blijven gebruiken als dekmantel voor het vierjaarlijkse electorale opportunisme, voor een gebrek aan persoonlijkheid, voor ondeskundigheid op internationaal gebied, voor grutterspraat over onbelangrijke details, voor het mengelmoes van conservatieve en vooruitstrevende daden, voor de
formele welsprekendheid zonder enig fond, voor het angstvallige bewaren van het juiste midden, voor het dalende prestige in een maatschappij, die (helaas!) door politieke catechismen wordt beheerst?
Dus toch een liberale catechismus? Nee, een catechismus van de VVD, zodat er geen misverstanden meer kunnen ontstaan, zodat men ten opzichte van dat liberalisme zijn keuze kan bepalen. En laat er dan een partij bijkomen, die levensvatbaar is en waaraan veel meer mensen behoefte hebben dan men in de zogeheten officiële liberale kringen beseft. Of dat nu een linkse of een rechtse partij zal worden, hangt van de ontwikkeling af. Er zal toch ergens iets moeten worden afgestoten om tenminste één vorm van ‘puur liberalisme’ te doen gelden. Het is altijd frisser dan de politieke masturbatie, die op de fantasmagorieën werd bedreven en slechts tot een ejaculatie van duffe theorie heeft geleid.