Mis Kerst
H.G. Surie
JEZUS: Mijn zoon! laat het u niet verdrieten, wanneer anderen kwaad van u denken en van u spreken, wat gij niet gaarne hoort. Gij moet van u zelven nog erger denken, en niemand zwakker achten dan uzelven. (Thomas a Kempis: Navolging van Christus).
Het is een mooie winterse nacht, er is geen wind en er ligt sneeuw. De kerken zijn verlicht en de klokken beieren: door de open deuren stromen ingetogen mensen naar binnen. Zij herdenken de geboorte van een kind, een kleine tweeduizend jaar geleden, tot hetwelk zij allen zich in een bepaalde relatie achten. God heeft toen Zijn Zoon naar de aarde gezonden om hen te verlossen van de Zonde. Om dit feit te gedenken hebben zij thuis een versierde den staan, een heidens survival. Zij eten erg veel, geven elkaar cadeaux en hebben vrije dagen. Tevoren hebben zij elkaar kaarten gestuurd en advertenties geplaatst om elkaar een zalig, gelukkig, vrolijk en heerlijk Kerstfeest toe te wensen, onbewust ervan dat pas in de vierde eeuw door de paus de geboortedag van Jezus op 2 5 december is bepaald - op de dag van de winterevening. Aldus ongeveer ziet onze Kerstviering eruit van enige afstand beschouwd.
We leven op een christelijk schiereiland. Wij zijn christenen en hebben deel aan een christelijke cultuur, of we willen of niet. Of deze wereld zich daadwerkelijk met Christus bezighoudt, in Hem gelooft, meer dan oppervlakkig Zijn invloed op het leven aanvaardt, dat alles kunnen we op goede gronden betwijfelen. Eén ding lijkt zeker: het alom geleerde Christendom is pretentieus en autoritair. Een moeilijke taak zou het zijn aan te tonen dat christenen deugdzamer, eerlijker, vreedzamer zijn dan belijders van een andere religie. Wel kunnen we spreken van een zekere levensstijl die zijn stereotiepen, legenden en algemeen wereldbeeld ontleent aan de Bijbel, of liever: aan een godsdienstige conceptie van eeuwen geleden, de christelijke. Het europese organisatievermogen heeft gestalte gekregen in één en later in meer instellingen die deze conceptie hebben geconcretiseerd. Zij vervulden een belangrijke functie in de behoeftebevrediging van de mens. De kerken werden de liften (als ik dit lelijke beeld mag gebruiken) waarin wij van de grond konden loskomen en waardoor wij verbinding konden hebben met het onzienlijke, dat verklaren moest wat anders onbegrijpelijk bleef. De kerken stelden de eisen vast waaraan men moest voldoen om in de lift te mogen stappen, en het gewone volk liet het gaarne aan de specialisten over hoe alles het beste geregeld kon worden met de hogere machten.
De geestelijken waren onze eerste specialisten in organisaties die zich met ons zieleheil belastten, die de prijs vaststelden die wij betalen moesten en die met intellectuele en psychologische middelen het compromis tussen aarde en hemel, theorie en praktijk, geloof en verstand, aanvaardbaar trachtten te maken op een wijze die in onze tijd voor andere doeleinden is overgenomen door lobbyisten en reclame-agenten. Zodra het Woord, het individuele geloof, een maatschappelijke aangelegenheid werd en tot het belang was gemaakt van een groep, die zich institutionaliseerde in een organisatie, was het Woord geseculariseerd en afhankelijk gemaakt van alle beperkingen die de praktijk van het leven oplegt. Niet zodra wordt het Woord vereenzelvigd met kerk, habijt, dogma, brandstapel en ban, of er geldt een andere orde. Berdjajef bijvoorbeeld trachtte in zijn opstel ‘Kerk en Wereld’ de ontologie van de kerk te benaderen, door te dringen tot de ‘onzichtbare’ kerk, die hij reëel achtte, die hij geestelijk ervaren heeft. Maar hij is, zoals hij zegt, tegen de autoritaire, religieuze traditie, tegen het religieuze materialisme, hij heeft een afkeer van de magische elementen van de religie. ‘De openbaring van God aan de wereld en aan de mens is een eschatologische openbaring, de openbaring van het koninkrijk Gods (...)’. Voor de kerk is hij derhalve een insluiper geworden in de kerk van Christus, die wel deel wil hebben aan het mystieke zijn van de kerk, maar de wereldlijke aspecten verwerpt en zich de vrijheid, zijn hoogste goed, voorbehoudt.
Na de secularisatie begon de chantage. Een chantage van uitzonderlijk belang, aangezien zovelen zònder niet leven konden en een duidelijke behoefte hadden aan een instituut dat de specifieke belangen behartigde van het broze heil der ziel. Men erkende de aanspraak van de kerk op het middelaarschap tussen de zo weerloze mens en de zo machtige God. De kerk kreeg aldus blanco volmacht om het onbegrijpelijke te rationaliseren, mysteriën in te voeren en een dogmatiek te ontwikkelen, alles als een argument voor eigen onmisbaarheid of ‘heilige plicht’, gebaseerd op de twijfel van de mens. De kerken exploiteren de zonde en de dood, bij de gratie waarvan ze bestaan, de menselijke twijfel benuttend, de hang naar het absolute, de schaamte, de angst voor sociale uitsluiting. Het geseculariseerde christendom met zijn kathedralen en riten en regalia kan zich niet prijsgeven aan een an-