Omroepfolklore
Misschien is het ‘conflict’ - het hoeveelste?; de tijd voor catalogiseren is aangebroken - opgelost, als deze regels in druk verschijnen. Een kleurrijke episode uit de geschiedenis van de vaderlandse omroep zal dan afgesloten zijn. Neerlands laatste echte regent zal zich hebben teruggetrokken op zijn Biltse domein. Gelukkig is het jachtseizoen open, zodat hij de herinneringen aan het lastige kijk-, luister- en werkvolkje uit zijn herinnering kan bannen.
De figuur van jonker Roëll heeft voor mij altijd iets vertederends gehad. Hij wilde echt alles goed doen, hij wilde echt het gezag handhaven en voor zover zijn referentiekadertje hem dit toestaat is hij zonder enige twijfel een integer man. Man uit één stuk. Het blijkt al hieruit: hij heeft niet alleen het voorzitterschap van de A.V.R.O. neergelegd maar ook het lidmaatschap opgezegd; zijn televisietoestel heeft hij ter beschikking gesteld en aan allen die wilden luisteren is door hem meegedeeld, dat het bijzonder moeilijk zal zijn in de voorzittersvacature te voorzien door de benoeming van een man die integriteit en autoriteit paart aan kennis van zaken.
Het restant van het dagelijks bestuur van de A.V.R.O., de grimmige oude heer Wassenbergh incluis, heeft laten weten, bereid te zijn te spreken over het voorstel van de bedrijfsleiding tot instelling van een driehoofdig directorium. De jongens van de televisiesectie hebben hun ontslagen ingetrokken. De schetterende luistervinkjes van het actiecomité fladderen opgewekt hun bezoedelde vlerkjes. Een boeiend hoofdstukje omroepfolklore lijkt zijn voltooiing te naderen.
De stakende televisiemedewerkers hadden natuurlijk niet helemaal ongelijk. Objectief beschouwd meer gelijk dan ongelijk, zelfs. Want het is ondanks de statuten een heel gekke situatie, dat de mensen die verantwoordelijk zijn voor de radio- en televisieprogramma's - voor het produkt van het door een omroepvereniging geëxploiteerde bedrijf, dus - ondergeschikt zijn aan een door het verenigingsbestuur benoemde directeur, die veel meer aan het hoofd heeft dan de programma's, waarvan hij au fond zoveel ook niet hoeft te weten.
Programmaleiders op directie-niveau vindt men vrijwel overal ter wereld. Directeuren van omroepdiensten, zo overbelast door propagandistische, organisatorische, coördinerende zorgen zijn een typisch Nederlands verschijnsel. Het houdt rechtstreeks verband met een bestel, waarin clubs van amateurs bedrijven exploiteren die steeds meer specialisatie en vakmanschap vergen. Verenigingsbestuurders en directeuren zitten daar om één tafel en kennen elkanders stoelen niet meer. Voor de mensen die het eigenlijke werk moeten doen is dat vaak frustrerend. Of ze zelf voor de hun toebedeelde taak zijn berekend, is per slot van rekening minder hun zaak dan die van de voor hun benoeming verantwoordelijken. (Een programmadirecteur zou, zelfs wanneer hij uit pure liefhebberij kampioenschappen kunstrijden zou verslaan, gemakkelijker door de mand kunnen vallen dan een sectiehoofd).
Andere omroepverenigingen hebben de zaakjes bedrijfs-organisatorisch wel iets beter voor elkaar. Waarschijnlijk omdat hun bestuurders weten dat ze voor een ‘zuil’ staan; zich beschouwen als behartigers van de belangen van een bevolkingsgroep. Er is bij die andere verenigingen nog allerminst een ideale functionele scheiding van verantwoordelijkheden; er is, bij de meeste, wel een duidelijke delegatie van verantwoordelijkheden aan vakmensen (al komt die in de titulatuur niet altijd even duidelijk tot uiting). De A.V.R.O. moet zuil zijn, maar is het niet. Pretendeert nationaal te zijn, maar staat op de bres voor de verenigingsstructuur en voor een omroepwet die de verdeling van de zendtijd afhankelijk zou stellen van contributie, c.q. abonnementsgeld op programmabladen, betalend zielental. Jonkheer Roëll zelf heeft het eens treffend uitgedrukt (in Assen in 1960, voor de rebellen met de vlag gingen zwaaien): ‘Wij zijn een B.B.C., maar dan zonder het “public service” element’. Dat maakt het nu juist zo bijzonder moeilijk.
In de aktie van de televisiemensen speelden persoonlijke en zakelijke ambities door elkaar. Dat het zakelijk doel ervan verantwoord was - waarmee over het gehanteerde middel niets is gezegd - staat voor mij vast. Of het bij de A.V.R.O. allemaal beter zal gaan, wanneer Siebe eenmaal televisiedirecteur is, durf ik niet te zeggen. In deze tijd van hondsdolheid moet ik extra op mijn tellen passen. Maar voorlopig is het bereiken van een gezondere zakelijke grondslag ook al iets waard. Dat ‘gezonder’ nog lang niet gezond is, behoeft alleen toelichting voor hen die zich tot verdediging