Hollands Weekblad. Jaargang 4
(1962-1963)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermdStudievrijheid en studiekeuze
|
1. | De vrijheid van docenten en speurwerkers om hun onderwijs en wetenschappelijk onderzoek conform hun ideeën in te richten. Dit is wat in Amerikaanse universitaire kring onder ‘academic freedom’ wordt verstaan. Deze vorm van vrijheid kan worden beknot door te veel coördinatie (maar dat valt in de praktijk erg mee, misschien te erg!) of doordat bijvoorbeeld onvoldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld; maar met het klimmen van de O.K. & W.-begrotingen wordt dit van steeds minder belang. Het is in ieder geval tekenend, dat in Nederland de term academische vrijheid niet in deze zin maar voor de vorm sub 3 wordt gebruikt. |
2. | De vrijheid van de student om zijn studierichting te kiezen. De numerus clausus is een aantasting van deze vorm van vrijheid. En achter het IJzeren Gordijn gebeurt het dat studenten een bepaalde studierichting opgelegd krijgen. Maar wij kennen op dit punt geen restricties. |
3. | De vrijheid van de student om zijn studie zo in te richten als hij dit wil. Op dit punt zijn er zeker restricties: tentamens moeten worden afgelegd, soms in een bepaalde volgorde, soms met een beperkte geldigheidsduur, enz.; en deze restricties zijn van mensenhand, nl. van hun docenten. Soms wordt de student niet meer toegelaten tot een examen als hij vaker dan een zeker aantal keren is gezakt. In de Verenigde |
Staten gaat men in dit opzicht veel verder dan hier. |
De schoen wringt op punt 3. Minister Cals is er niet in geslaagd zijn denkbeelden inzake de reductie van de Delftse vrijheid door te zetten. Zo zijn er meer pogingen tot inperking van de academische vrijheid te noemen, waarvan sommige met meer succes. De vraag rijst of dergelijke maatregelen redelijk kunnen worden genoemd. Vinden de betrokkenen (i.c. de studenten) dat die maatregelen inderdaad redelijk zijn, dan (zie boven) is er geen sprake van een gevoel van vrijheidsbeknotting. Er zijn studenten die deze mening zijn toegedaan; zij gaan zwijgend accoord. Maar er zijn er ook die hun vrijheid hevig beknot zien. En gegeven het systeem van academische vrijheid dat zoveel vrije tijd laat, zullen zij hevig protesteren. Ik moet in dit verband denken aan een Nederlandse meisjesstudente, die ik in de Verenigde Staten ontmoette, waar zij voor haar Ph.D. werkte. Zij had een gedeeltelijke studie in Nederland achter de rug en had in die tijd meegedaan aan de manifestaties ten behoeve van de Delftse vrijheid. Maar de ervaring in de V.S. had haar bekeerd: ‘You just hang around’ was haar oordeel over hetgeen achter haar lag. Er zijn natuurlijk hardwerkende studenten, ook in Nederland.
Maar de gevoelens van de rechtstreeks betrokkenen zijn niet de enige factoren in dit geding. Zelfs wanneer een student ijverig met boeken of reageerbuizen bezig is, zelfs dan is hij niet productief. Later, na zijn afstuderen zal hij productief zijn, maar niet tijdens zijn studie. Desondanks worden hem aanzienlijke middelen ter beschikking gesteld: voor de luttele som van f 200 per jaar ontvangt hij zijn aandeel in de begroting van O.K. & W., die waarlijk niet gering is (groter zowaar dan de begroting voor Defensie, en binnen de O.K. & W.-begroting stijgt de post voor wetenschappelijk onderwijs sneller dan enige andere). Kortom, de huidige student is een debiteur van de samenleving. Dat hij na zijn afstuderen productief zal worden is geen argument hiertegen; dan wordt hij immers betaald.
Onder deze omstandigheden heeft de samenleving recht op een redelijk gebruik van de middelen, die rechtstreeks of indirect ter beschikking worden gesteld aan de groep van studerenden. Het huidige gebruik is in vele gevallen niet redelijk te noemen. Er zijn studierichtingen, waarvoor de studieduur gemakkelijk een jaar minder zou kunnen zijn dan nu het geval is. Er zijn studentenverenigingen, waar de student die meer dan het vereiste minimum wil doen met de nek wordt aangezien. Door harder en regelmatigerte werken kan de gemiddelde student binnen kortere tijd een kwalitatief beter resultaat bereiken. Maar daartoe is een nauwlettender toezicht op zijn werk nodig dan nu het geval is.
Ik wil niet uitsluitend negatief zijn t.o.v. het standpunt van de minnaars van de academische vrijheid; integendeel, ik ben er op voor de vrijheid van punt 2 een reëlere inhoud te geven. De vrijheid van keuze van studierichting is een groot goed, maar de werkelijke inhoud hiervan is beperkt zolang de kennis van de beschikbare alternatieven zo gering is. Ik weet het uit eigen ervaring: toen ik na de oorlog economie ging studeren, had ik er nauwelijks benul van dat er een wiskundige specialisatie bestond waarnaar nu, mede dank zij de ontwikkeling van de operationele research, een vraag bestaat die vrijwel niet is te verzadigen. Dit gebrek aan inzicht neemt voortdurend in omvang toe, gedeeltelijk door de toenemende specialisatie, gedeeltelijk door het stijgende percentage van studenten die niet uit een academisch milieu komen. Van minstens even groot belang is, dat velen van de studie überhaupt en van bepaalde studierichtingen in het bijzonder worden afgesneden, omdat zij in een vroeg stadium een middelbare school hebben gekozen (of helemaal niet naar een dergelijke school zijn gegaan), waarvan zij later spijt hebben. Gedetailleerde voorlichting is dringend gewenst, ook vòòr de universitaire studie.
- voetnoot*)
- Ik laat hier buiten beschouwing de bemoeienissen voor de verkrijging van meer vrijheid voor anderen (bijvoorbeeld de steun van blanken aan het streven naar lotsverbetering van negers in de Verenigde Staten). ‘Onze’ vrijheid heeft hier betrekking op de door ons te maken keuze uit de ons beschikbare alternatieven.