kwame spelletje weer zullen hervatten.
Het is mogelijk dat zij gelijk hebben die zeggen dat De Gaulle zich nu heeft ontmaskerd als de tiran die hij in wezen is. Maar hoe is het dan te verklaren dat zo'n man alle gunstiger, alle opgelegde kansen die hij heeft gehad, in 1945, in 1958, en na iedere militaire opstand, niet heeft gegrepen om de alleenheerschappij te voeren en het parlement en de politieke partijen geheel opzij te schuiven? Napoleon en andere tirannen van zijn soort, hebben met hun 18e Brumaires geen jaren op zich laten wachten. En waarom, als hij dan nu zo graag de sterke man zou willen spelen, is De Gaulle niet ingegaan op de smeekbeden van de gaullisten om de verkiezingen voor het nieuwe parlement te koppelen aan het referendum? Iedereen is het er over eens dat hij het voor zichzelf daarmee uiterst moeilijk maakt.
Een afdoende verklaring voor het gedrag van de president is nog niet gegeven. Waarom riskeert hij zijn positie als wat hij vraagt zo onredelijk niet is of de kenners van de Franse politiek zijn er van overtuigd dat hij van succes verzekerd zou zijn geweest als hij de geëigende weg zou hebben bewandeld en eerst het parlement in zijn plannen zou hebben gekend?
Ik geloof dat misschien deze regels uit het essay, dat de onbekende officier De Gaulle in 1927 publiceerde, een aanwijzing bevatten: ‘Réserve, caractère, grandeur, ces conditions du prestige imposent à ceux qui veulent les remplir un effort qui rebute le plus grand nombre. Cette contrainte incessante, ce risque constamment couru éprouvent la personnalité jusqu'aux fibres les plus secrètes. Il en résulte, pour qui s'y astreint, un état de lutte intime, plus ou moins aigu suivant son tempérament, mais qui ne laisse pas à tout moment de lui blesser l'âme comme le cilice à chaque pas déchire le pénitent. On touche là le motif de retraites mal expliquées: des hommes à qui tout réussit et que l'on acclame rejettent soudain le fardeau.’
Het is opmerkelijk dat De Gaulle, die in dit werk voldoende blijk geeft van zijn historische kennis, hier geen voorbeelden noemt. Wie zijn dan wel die van machtsverlangen bezetenen die uit eigen beweging het begeerde vrachtje van de schouders hebben geworpen? Karel V? Nauwelijks een man à qui tout réussit. Er is er één: Sulla, en dan wordt het begrijpelijk waarom de schrijver hier geen man en paard heeft genoemd, ook al zal hij voornamelijk hebben gedacht aan de
Sulla uit Montesquieu's beroemde dialoog.
Het portret van de Held, zoals de jonge De Gaulle die voor zich zag, overtuigt doordat de schaduwzijden, de onaangename trekken er niet zijn verdoezeld. Voor hem berekent het held-zijn niet alleen heel duidelijk een inspanning (wat het voor Napoleon bijvoorbeeld veel minder was), maar vooral ook de noodzaak tot het inslikken van heel wat rotte eieren, waar zowel zijn smaak als zijn maag eigenlijk niet tegen bestand zijn. Dat is misschien de psychologische achtergrond van dat merkwaardige ideaal: de macht veroveren (maar niet met elk middel!) en steeds sterk genoeg blijven om het kunststuk te volbrengen waar zo weinigen toe in staat zijn: die macht weer kunnen afstaan ook. Vandaar wellicht het zonderlinge en ongrondwettige gesol met zijn eigen positie. Het lijkt er op alsof hij vooral naar Colombey verlangt als hij aan de macht is, en de macht begeert als hij zich in dat dorp aan het schrijven heeft gezet. Voor de literatuur mogen wij dan ook hopen dat hij de nederlaag leidt die hem in staat zal stellen zijn mémoires vanaf 1958 voort te zetten. Maar voor de politiek?
C.P. Snow, van de zomer in Nederland, en allerminst een vriend van Frankrijk en de Fransen, vertelde - onder vermelding van zijn onverdachte bronnen - hoe diep het respect is dat ook een man als Kroesjtsjef voor de figuur van de Franse president bezit. Of hier het prestige meespeelt van het enige geallieerde staatshoofd dat zich niet door Stalin de wet liet voorschrijven en dat weigerde mee te doen aan het versjacheren van Oost-Europa, ik weet het niet, maar ook met een nieuwe, te verwachten crisis om Berlijn voor de deur, ben ik er niet zo zeker van dat wij, nu al, een man van zijn formaat in Europa kunnen missen.
H. van Galen Last