en de verdere verschijnselen toedekt met de watten deken der collectieve verantwoordelijkheid, onttrekt alle gradaties aan het oog. Als alle Nederlanders verantwoordelijk zijn voor wat er de laatste jaren met Nieuw-Guinea gebeurd is, dan zijn ook alle Indonesiërs het, en alle Papoea's, en alle Amerikanen, Engelsen, Australiërs, Russen, Chinezen, en alle VN-leden met hun achterland van bevolkingen, en niet te vergeten al onze voorouders die het zover hebben laten komen. Dan wordt de verantwoordelijkheid zo tot in het oneindige verdund, dat niemand zich meer speciaal verantwoordelijk hoeft te voelen. De gedachte der collectieve verantwoordelijkheid mondt uit in die der collectieve onverantwoordelijkheid; tenzij men haar tijdig doorbreekt met het begrip individuele verantwoordelijkheid. Ter Braak schreef in zijn commentaar op de leuze ‘Gij zijt allen schuldig’: ‘Ik stel daartegenover, dat wij allen metaphysisch schuldig zijn, maar dat het in de praktijk van enorm belang is, om uit te maken, wie wij schuldig achten aan een concrete handeling en wie niet, of minder.’
Het gaat om het meer of minder, zowel bij de aansprakelijkheid voor wat er misloopt als bij die voor wat er goedgelukt is. De bevolking van een land mag dan een kleinere, en hechter onderling verbonden eenheid zijn dan alle mensen bij elkaar, toch geldt ook daar dat men moet differentiëren, dat de verantwoordelijkheid van de een voor bijvoorbeeld het buitenlands beleid veel groter is dan die van de ander. De collectieve schuld verzacht de individuele schuld, en hoe meer iemand de nadruk legt op de eerste hoe luchtiger hij over de tweede heenloopt, vooral als hij zichzelf schuld te verwijten heeft. Dat geldt voor de Duitsers, tijdens de vorige oorlog, het geldt voor Nederlanders, op een andere schaal, bij de politiek tegenover Indonesië. Wie nu, zoals hier en daar over Nieuw Guinea gebeurt, de collectieve verantwoordelijkheid naar voren schuift, verspreidt een rookgordijn waarachter de schuldigen zich verschuilen. Als wij allemaal besmet zijn is niemand meer besmettelijk. Na de vaststelling van de algemene verantwoordelijkheid volgt meestal de algemene amnestie: wij zijn allemaal fout geweest; laten wij het elkaar vergeven en laten wij het gezamenlijk vergeten. Dat vergeten kost geen moeite, want collectieve verantwoordelijkheden hebben wij er dan zoveel, en zij wegen niet zwaar. Het zijn, voor de enkeling, verantwoordelijkheden van niets, of vrijwel niets.
Het wonen in een land brengt wel een vlies verantwoordelijkheid met zich mee voor het doen en laten van de medeburgers, maar dat laagje is zo dun dat de begrippen schaamte en trots - het door de grond zakken en het op de borst slaan - er veel te dikke, individualiserende termen voor zijn. Wie rechtstreeks voor een besluit of een handeling verantwoordelijk is, zal - de een meer, de ander minder - een gevoel van trots of van schaamte ondervinden, niet op of voor zijn land, maar op of voor zijn eigen prestatie. Wie anderen en zichzelf aanspoort tot nationale trots of tot nationale schaamte, tot liefde voor eigen land of tot afkeer van eigen land, gebruikt verkeerde woorden en cultiveert verkeerde gevoelens. Nationale schaamte is op zijn best een vorm van patriotisme, op zijn slechtst een vorm van nationalisme, van collectieve gepiqueerdheid die zich hult in de mooie mantel der schaamte, maar die er in werkelijkheid uitziet als de wens dat niet wij, maar een ander volk, of twee, door de grond zinken. In beide gevallen raken de schuldige enkelingen aan het oog onttrokken.
Patriotisme is een station op de weg naar nationalisme. Bij patriotisme hoort behoudend, defensief, verontschuldigend, verheerlijkend. Patriotisme is een deugd in oorlogstijd, wanneer een collectiviteit zich verweert tegen het nationalisme van een andere. De nationalist wil het eigene behouden, en dat van een ander erbij veroveren; hij is agressief; hij verontschuldigt eigen land, volk, regering, en hij beschuldigt bovendien die van anderen; hij verheerlijkt eigen taal, ras, bevolking, tijdperk of god, en hij veracht en bestrijdt die van zijn buren. Patriot en nationalist verheffen een uit ethisch oogpunt irrelevant criterium - in welk land men woont, in welke tijd men leeft, in welke god men gelooft - tot maatstaf voor veroordeling of verheerlijking van collectiviteiten. Zij verwaarlozen de verschillen tussen de mate van verantwoordelijkheid, schuld of verdienste van A en die van B.
K.L. Poll