Misleidende helderheid (over alcohol etc.)
D. Hillenius
Ik heb het artikel ‘Alcohol en longkanker’ van Brandt Corstius (H. W. 165) enige malen doorgelezen eer ik er achter kwam waar de principiële fout of misleiding school. Het is zo helder en plezierig leesbaar geschreven dat het onmogelijk lijkt dat er zo'n kronkel in zou schuilen, maar dat er een moest wezen leidde ik af uit de onrechtvaardige consequentie waarmee de verzinsels van Van den Berg op één hoop werden gegooid met het boek van Ardrey African Genesis, dat een uitzonderlijk belangrijke plaats inneeemt in de populair wetenschappelijke literatuur. De kronkel is hier en daar verborgen, maar treedt duidelijk naar voren in het paragraafje ‘Hoe Het Wel Is’ (uiteraard). Tenzij men n.l. een ongewone inhoud aan het woord theorie geeft is het niet waar dat het altijd mogelijk is (of moet zijn) ‘om door een enkel experiment een theorie te verwerpen’.
Volgens de laatste uitgave van Van Dale (p. 1583) is een proef of experiment een ‘met een stoffelijk object verrichte handeling waarbij dit gebracht wordt in een toestand, afwijkend van de normale, ten einde daaruit zekere eigenschappen te leren kennen of conclusies te trekken’.
In die zin is het niet waar wat B.C. schrijft over Einstein: ‘hij maakte een nieuwe theorie en baseerde daarop een enkele proef’. Het was n.l. niet een proef, maar een waarneming van een gebeuren ver buiten het bereik van enige te verrichten handeling. (Natuurlijk zijn er nog wel andere betekenissen van het woord proef, b.v. simpelweg ‘onderzoek naar de deugdelijkheid’ (van Dale), maar dat valt dan buiten de betekenis van het woord experiment, dat B.C. in zijn stuk gelijk stelt aan proef.)
Behalve Einstein's theorie valt ook de hele evolutiewetenschap buiten het door B.C. en Popper afgegrensde gebied van de ware wetenschap. De trits van eisen die volgens B.C. aan een theorie gesteld moeten kunnen worden: expliciet aangeven wat voor proeven haar kunnen weerleggen, die proeven overleven, zinvol zijn, kunnen uit de aard der zaak niet van toepassing zijn op welke theorie binnen de evolutie-wetenschap dan ook, omdat evolutie een éénmalig gebeuren is. Evolutie-wetenschap is daarom al vaker vergeleken met historie: men heeft een menigte feiten uit heden en verleden; de geschiedschrijving en de evolutiewetenschap zijn te vergelijken met een grote en steeds wisselende theorie, die echter nooit door experimenten bevestigd zal worden.
Of golden de eisen alleen voor natuurwetenschappelijke theorieën? Dan is evolutie-wetenschap (evenals de theorie van Einstein) - hoewel ze de achtergrond is van alle wel-experimentele biologische vakken - geen natuurwetenschap. Een quaestie van woorden waarom geen bioloog zijn interesse in evolutie zal laten schieten.
Maar als evolutie-wetenschap volgens B.C. geen natuurwetenschap is, is het onrechtvaardig om het boek van Ardrey, dat geheel in de sfeer der evolutie-wetenschap thuishoort (en ik kan nog wel enige bibliografieën vol titels geven), te beoordelen volgens (B.C.'s) natuurwetenschappelijke criteria.
Ik geloof dat er alle reden is om het begrip