en men kan het erbuiten laten om het daardoor te dwingen zich te liberaliseren. De eerste methode heeft schijnbaar het voordeel dat het proces zonder schokken zou verlopen en zonder dat een vacuum ontstaat (de vrees voor het communisme speelt in deze opvatting mee); aan de andere kant spreekt het vanzelf dat de europese gemeenschap geen natie kan opnemen, die zich niet eens over die aansluiting zelf een vrije mening heeft kunnen vormen, en moet de associatieaanvraag van de spaanse regering worden opgenomen voor wat het is: een ongehoorde brutaliteit. Het werkzaamst is misschien een tussenweg, waarbij als voorwaarde voor aansluiting een duidelijk en onherroepelijk begin van liberalisatie wordt geëist. Van de regeringen van de Euromarkt-landen vereist dit een behoedzaam diplomatiek gedrag, dat niemand op gezichtsverlies komt te staan; des te beter dus dat de parlementen van die landen met een waterklare uitspraak komen, die voor de ministers van buitenlandse zaken als diplomatiek voorwendsel kan dienen.
Deze klaarheid heeft ontbroken in het votum, dat vorige week door het nederlandse parlement werd afgegeven, en dit was het gevolg van een onbeschrijflijk gestuntel door de katholieke fractie. De uitspraak die een week tevoren was gedaan door de verbroederende spanjaarden uit emigratie en binnenland (deze laatsten zijn inmiddels óók in de emigratie gezonden) was de basis voor een motie, die door de Tweede Kamer met algemene stemmen aanvaard had kunnen worden. Maar de katholieke fractie wenste een eufemistischer versie, waarin Spanje niet werd genoemd, dit om duidelijk te maken dat ook Joegoslavië(!) en Finland (!! - maar dit werd later door de woordvoerder herroepen: Finland was toch geen dictatuur, bij nader inzien) niet op toelating mochten rekenen. Dr. Schuijt zag geen kans zijn dissidente houding met begrijpelijke argumenten te omkleden; de verklaring kan slechts hierin liggen dat de fractie ten prooi was gevallen aan de geestelijke desoriëntatie die hierboven werd beschreven. Hoe groot de ontreddering was bleek trouwens wel uit het Kamerverslag in de Volkskrant, de morgen na het debat, waarin de meerderheidsmotie werd afgeschilderd als een socialistische stunt tegen de katholieken. Vermeld moet worden dat de parlementaire redacteur van deze krant een dag later, in een redelijk genuanceerde beschouwing, revanche heeft genomen: ‘Op katholieke scholen in Nederland - ik denk er met wroeging aan terug - was er feestvreugde toen Barcelona in handen van Franco was gevallen’.
De katholieke fractie was er, toen de motie in stemming kwam, tenslotte óók wel achter dat haar standpunt onhoudbaar was. Maar dr Schuijt miste de parlementaire handigheid om zijn draai te nemen; dientengevolge staat hij nu met zijn partijgenoten (op één moedige uitzondering na) te boek als tegenstemmer tegen een motie, waarvan de inhoud door iedere met redelijkheid begaafde nederlander wordt onderschreven. Het ellendige is dat de motie daardoor het effect
op de spaanse publieke opinie heeft gemist. Wat dáár is doorgedrongen is niet het onbegrijpelijke vertoog van de heer Schuijt, maar het feit dat de motie een uitspraak was van het protestante Nederland. Daarmee is blindelings de oude antithese opgeroepen, waarvan dictator Franco al meer dan genoeg heeft geprofiteerd.
Men moet nu niet gaan twijfelen aan de democratische gezindheid van de KVP, ook al doet de partij zelf haar best om die twijfel op gang te brengen. Het was gewoon maar een slechte parlementaire tactiek terzake van een probleem dat in de katholieke kring nog onvoldoende is doordacht. Dit laatste is overigens het ergste. Want juist de KVP zou het als haar taak moeten zien, namens de nederlandse democratie een nauw contact te onderhouden met een belangrijke sector van de spaanse oppositie.