De mammoet in discussie
F.W.N. Hugenholtz
Nu bij de behandeling van de Mammoetwet besloten is dat door de leden van de Tweede Kamer in eerste instantie slechts algemene beschouwingen zullen worden gehouden en pas later in details mag worden getreden, is er thans over het lot van het grote beest nog weinig te voorspellen. Wel hoort men het gerucht - het niet onwaarschijnlijke gerucht, helaas - dat allerlei politieke overwegingen het nodig maken dat de wet wordt aangenomen en dat zulks dan ook wel zal gebeuren. Volgens hetzelfde gerucht zal de minister wel wat amendementen gaan overnemen, maar zal de wet vrij ongehavend naar de Eerste Kamer gaan. Als dat alles zo gebeuren zou, was het zoveelste bewijs geleverd dat de ‘wandelgangen’ belangrijker zijn dan de ‘Kamer’ zelf, dat de volksvertegenwoordiging bestaat uit lieden die betaald worden om in het geheim de politiek te bepalen en in het openbaar nog wat schijngevechten te leveren en tenslotte dat het onderwijs van de Nederlandse jeugd volstrekt afhangt van zgn. grotere politieke belangen. Laten we vooralsnog echter optimistisch blijven.
Interessant is dat de leden van de Tweede Kamer de afgelopen dagen zich hebben moeten dwingen tot het voeren van waarlijk principiële gesprekken. Zij mochten alleen maar spreken over hoofdzaken; details mogen later naar voren worden gebracht bij de artikelsgewijze behandeling van de wet. Dan komen er ook tientallen amendementen in discussie. Wat zijn nu hoofdzaken? Opvallend is dat het onderwijs zelf, de soorten van scholen en hun inrichting en de inhoud van het onderwijs, daaronder blijkbaar niet gerekend worden. Er zijn weliswaar enkele woorden gesproken over het gymnasium, het ulo en de brugklas, maar dat waren slechts aankondigingen: men zal over die details later uitvoeriger spreken.
Hoofdzaak is tot dusver eigenlijk alleen de oeroude schoolstrijd, want ook de discussie over de maatschappelijke organen is een stuk schoolstrijd. Wie gedacht had dat die strijd was geëindigd, heeft het mis. Onze afgevaardigden bewijzen op volstrekt overtuigende wijze van hoeveel betekenis de negentiende-eeuwse parlementaire geschiedenis ook vandaag nog is. Zij geven echter blijk van weinig begrip voor hun eigenlijke taak, het vooruitzien, zij blijken gebiologeerd door het verleden. De verschillende groeperingen zijn nog steeds puur bang van elkaar.
Toch herhaalt de geschiedenis zich niet. Er is één ding merkwaardig anders: Waar C.H.U. en A.R.P. op de bres staan voor het bijzonder onderwijs en deswege het wetsontwerp ronduit gevaarlijk vinden, staat de K.V.P. bij monde van haar eerste spreker bepaald positief tegenover de Mammoet. De K.V.P. is niet bang blijkbaar. Waarom niet? Misschien wordt in het volgend debat deze scheiding der geesten nog duidelijk. Voor de P.v.d.A. is deze kwestie kennelijk niet zo'n probleem - kan ook niet: denk om de Werkgemeenschappen! - als voor de V.V.D., die zich hoogst onbevredigd heeft getoond en bevreesd voor de positie van het openbaar onderwijs. Van hun standpunt gezien hebben zowel V.V.D. als C.H.U.-A.R.P. gelijk: De wet laat veel in het onzekere, teveel zal tenslotte afhangen van de interpretatie van de wet. Is misschien de K.V.P. daarom niet bevreesd, omdat zij tot in lengte van dagen een geestverwant ziet zitten op het departement van Onderwijs? Het is maar een vraag.
Voorals nog lijkt het erop dat Minister Cals mag rekenen op zijn eigen politieke vrienden - op allemaal? er zitten barstjes in de K.V.P.! - en op de P.v.d.A. Zou dat soms ook weer grote politiek zijn? Minister Klompé heeft tijdens een recente verkiezingstoespraak niet nagelaten de houding van de socialisten in het onderwijsdebat te prijzen, hoewel ze volhield dat de P.v.d.A. geen constructieve oppositie voert.
Laat ons hopen dat de Tweede Kamer, nadat zij alle oude koeien op het droge heeft gehaald, nog wat energie over heeft om over het voortgezet onderwijs te spreken. Ik hoop daarop terug te komen.