Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek derde jaargang · nummer 138 · 24 januari 1962
De slechte verliezer
Het staat nu wel vast dat Nederland binnenkort het bestuur over Nieuw-Guinea aan Indonesië zal moeten overdragen. Dit besef, dat bij de meeste hoogleraren, bisschoppen, dominee's, bedrijfsdirecteuren en journalisten al maanden bestaat, is langzamerhand ook tot de meerderheid in kabinet en parlement doorgedrongen. In een paar weken is het officiële standpunt, dat een gesprek met Indonesië zinloos was en dat bij de voorstellen aan de Verenigde Naties met de Indonesische wensen geen rekening gehouden hoefde te worden, veranderd in de bereidheid om met Indonesië te praten zonder over het verloop en de basis van dat overleg tevoren enige condities te stellen. Het voorstel van de heer Bruins Slot in de Tweede Kamer, dat in oktober/november nog als irreëel en de regeringspolitiek ondermijnend van de hand werd gewezen, is nu het enige been waarop de regering wankelend
nog staat. Het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's, dat velen jarenlang een briljante vondst leek om een drieledig doel te bereiken - Indonesië hinderen, van Nieuw-Guinea afkomen en een schone schijn tegenover de buitenwereld ophouden - is nu niet meer dan de kuil waar wij zelf, samen met een misleide elite van Papoea's, in zullen vallen, de Papoea's onder. Zelfs in de terminologie van hen, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de misère waarin wij zijn beland, is het dikke woord al verdund tot ‘enige zelfbeschikking’, ‘een redelijke mate van autonomie’.
Die beperkte autonomie was een paar maanden geleden waarschijnlijk zonder moeite bereikbaar geweest. Maar het is best mogelijk dat Soekarno, opgezweept door zijn steeds minder gematigde omgeving, geergerd door het marine-incident eft ongeduldig door onze laatste pogingen
[wordt vervolgd]