met joegoslavische successen, in hun eigen land en in de onderontwikkelde gebieden; het is in ieder geval beter dan russische of chinese successen.
Hoe dan ook, het zou goed zijn wanneer wij er veel meer dan nu rekening mee hielden dat in landen waar privé-initiatief en -kapitaal vrijwel geheel ontbreken, waar onderwijs, wegen en wat verder in het algemeen typisch staatszaken zijn, nog van de grond moeten worden opgebouwd, een socialistische maatschappijvorm onontkomelijk is en dat speciaal de joegoslavische versie aantrekkelijk moet zijn. Men zou zeggen dat juist hier een enorm terrein ligt voor de democratisch socialistische partijen. Het is langzamerhand een gemeenplaats geworden dat de socialistische partijen in onze welvaartstaten geen reden van bestaan meer zouden hebben. Dat is natuurlijk niet zo, maar inderdaad stelt de situatie van nu wel veel hogere eisen aan hun fantasie en hun beweeglijkheid dan in de gouden dagen van de Strijd. Maar tot dusver hebben zij niet veel meer weten bij te dragen dan nogal abstracte klanken: meer hulp aan de onderontwikkelde gebieden, een bepaald percentage van het nationale inkomen. Maar voorzover mij bekend, hebben zij nog weinig of niets gedaan aan concrete research naar de vraag waar al dat geld zou blijven, naar een maatschappijvorm die bruikbaar zou zijn voor de wanhopige opgaven waar de onderontwikkelde landen voor staan. En als die research nu eens zou uitwijzen dat voor landen die snel willen inhalen eigenlijk maar één vorm bruikbaar is, die van een - liefst verlichte - dictatuur namens het proletariaat? Beter dan zich afzijdig te houden, zou het in dat geval zijn te proberen er nog maar het beste van te maken, dus naar een vorm van samenwerking te zoeken die nog de best mogelijke garanties biedt dat de dictatuur inderdaad verlicht zal blijven. Al deze vragen zouden toch een terrein van studie en actie moeten vormen voor de gezamenlijke socialistische partijen en als er ergens een kans ligt voor een werkelijk levende en bezielde socialistische Internationale, dan moet het toch wel hier zijn. Dat is natuurlijk makkelijk
gezegd en er zijn zeker wel duizend problemen op te sommen, maar men krijgt de indruk dat de leiding van de socialistische partijen nog niet eens aan een systematische opsomming van die problemen is toegekomen, dat men überhaupt niet aan een gezamenlijk programma van studie, laat staan actie, gdeacht heeft. Misschien is het toch wel zo, maar dan is er wel buitengewoon weinig van naar buiten gekomen. Trouwens, men zou misschien nog niet eens zo hoog hoeven te mikken in het begin, desnoods zou men voorlopig alleen nationaal al meer kunnen doen. Wat doet de Partij van de Arbeid aan contact met socialistische bewegingen in Zuid-Amerika, in Afrika en Azië, doet zij daar iets aan voorlichting, aan technische of organisatorische hulp? Heeft de vakvereniging contact met daarvoor in aanmerking komende arbeidersbewegingen in die streken, heeft zij ooit gedacht aan een scholingsprogramma voor kaderleden of wat er dan ook verder te bedenken is? Misschien wel, maar als wij moeten afgaan op de goedwillende vaagheid van de openbare verklaringen van de Partij van de Arbeid waar het de onderontwikkelde gebieden betreft, zou men het niet geloven. Toch zal het van die kant moeten komen, want niemand zal ernstig kunnen menen dat ideeën voor een bruikbare maatschappijvorm in de onderontwikkelde gebieden in de eerste plaats van de liberalen zullen komen, laat staan van onze confessionele partijen, zelfs in de ontwikkelde landen al een curieus verschijnsel.
A.L. Schneiders