Het schilderij van Miro
W.A.L. Beeren
Notities over contemporaine kunst (III)
Laten niet te veel woorden het schilderij van Miro vuil maken, maar laat ik niet vergeten het te noemen in de reeks van typerende en getypeerde adjectiva die betrekking hebben op de hedendaagse kunst. Want de persoonsnaam Miro is zo zelfstandig dat zij zich kan meedelen, zodat ‘van Miro’ een zorgvuldiger karakterisering is dan ‘surrealistisch’ of ‘fantastisch’.
De Catalaan Joan Miro is 68 jaar oud. De twaalf jaren die hij verschilt met Picasso betekenen een langere afstand dan die hij verschilt van Corneille. Zonder Picasso zou de moderne kunst niet hebben bestaan, maar zonder Miro bestáát zij niet. Picasso betekent vandaag niets meer voor de schilder, tenzij de aanleiding voor een mateloze (of grote) bewondering. Deze fauneske charmeur is onze pin-up artiest geworden, onze dag-droom van Vallauris die wij bij ons werk moeten vergeten, meer uit gebrek aan genie dan aan interesse. Men kan Picasso volgen, niet navolgen.
Maar Picasso is ook de man die de weg heeft gebaand, de rotsen heeft gesplitst en het woord omgekapt. Hij heeft de gehele kunsthistorie her-beleefd en toen opgebroken en haar fragmenten en scherven gebruikt voor zijn exclusieve, eklectische spel. Zonder hem is ons artistieke bestaan een onmogelijkheid, maar Picasso is de voorwaarde en niet langer de zin van dat bestaan. Zelfs niet voordat van zijn vriend en landgenoot Miro. Picasso houdt de gebroken spiegel voor van de Europese kunst, wij weten niet wat ons het meest boeit: de scherven of het geschonden spiegelbeeld.
Miro zit elders, maar ook zonder hem bestaat de moderne kunstenaar niet. De verbeelding en de fantasie zijn vooral via hem, als inspirerende tijdgenoot weer in de belangstelling geraakt, al heeft Klee er ‘historisch’ even veel toe bijgedragen en is Miro weer niet denkbaar zonder hem.
Natuurlijk, Miro is slechts een aspect van de moderne kunst. Hij leidt b.v. niet naar Tapies, maar hij ‘verduidelijkt’ Pollock en directe inspiratie ging van zijn werk vooral over op experimentele kunstenaars als Jorn, Appel en Corneille.
De Spanjaard Joan Miro bezocht in 1919 Parijs en Picasso, hij schilderde toen een serie stillevens die de invloeden van het kubisme verriedden. Maar in 1925 deed hij mee met een surrealistische tentoonstelling en die gebeurtenis is wezenlijker voor het beeld dat wij van hem gevormd hebben.
Ons gaat het hier om dat beeld. Is Miro een surrealist? Hij heeft ongetwijfeld sterk surrëele elementen: het droom-karakter, de fantasie, de erotiek. Wat hem scheidt van het surrealisme is zijn gebrek aan bestudeerdheid. Dat surrealisme is immers moeilijk voor te stellen zonder een scherpzinnige droomanalyse. Het bestaat o.m. door registratie van een feitelijke (zij het verborgen) toestand en evenzeer is het ten dele afhankelijk van de psychiatrische wetenschap, met name die van Freud. De surrealist Max Ernst is vrijer en poëtischer in zijn verbeeldingen van vogels, schelpen en manen dan de dogmatischer Salvador Dali. Maar van beiden is Miro scherp te onderscheiden doordat zijn vormentaal veel moderner is. Met dezelfde