[Vervolg Mannen en mannetjes]
Hij betrekt een middeleeuwse orthodix-joodse legende in de sfeer van de moderne psychiatrie. Er is in De tiende man namelijk sprake van een krankzinnig meisje, van wie een klein groepje uit Oost-Europa afkomstige Joden, die samen een orthodoxe miniatuurgemeenschap vormen in New York, gelooft dat zij bezeten is door een ‘dybbuk’, de ziel van iemand die geen rust kan vinden. De psychiaters die het meisje behandelen komen echter met een nuchterder verklaring: schizofrenie.
Het is duidelijk hoe aardig de gedachtengangen en conclusies van dit oude en dit nieuwe ‘geloof’ door elkaar gemengd kunnen worden, en Chayefsky heeft zich dan ook met grote toewijding op dit dankbare spel geworpen. Hij laat de arts van het meisje bij voorbeeld zijn goedkeuring hechten aan de rituele uitdrijvingsceremonie van de dybbuk omdat hij van mening is dat die als ‘shocktherapie’ een gunstige uitwerking zou kunnen hebben. Toch klink dit typisch Amerikaanse grasduinen in de psychiatrie voor Europese oren altijd nog wat ongebruikelijk. Wij moeten hier nog wat wennen aan de gedachte dat iemand die zich niet laat analyseren wel een beetje gek moet zijn. Chayefsky heeft aan zijn problematiek een ietwat Hollywoodse happy ending gebreid, die behalve geforceerd volgens vele fijnzinnige lieden in de zaal ook goedkoop zou zijn geweest. Ik weet het nog zo net niet. Ook het subtielste en meest Europese ‘open einde’ kan een uitvlucht zijn, omdat we uit pure geblaseerdheid de held en de heldin niet meer in elkaars armen durven sturen.
Regisseur Guttmann heeft voor zijn jonge en sterk in samenstelling wisselende gezelschap door een uiterstgedetailleerde regie een opmerkelijk hoog spelpeil bereikt. Vooral Sigrid Koetse heeft haar uitzonderlijk moeilijke ‘dubbelrol’ van het schizofrene meisje volledig voor Grand-guignol-effecten weten te bewaren. Het gezelschap beschikte bovendien over een hele serie spelers die met dit Joodse milieu op hoogst persoonlijke wijze vertrouwd waren. Sylvain Poons, Johan Boskamp, Lex Goudsmit en Dik Scheffer leverden een aantal hoogst vermakelijke mannetjes op, terwijl toch maar eenmaal een buiten de sfeer vallend lachsucces werd geoogst toen Johan (Perlemoer) Boskamp door de schrijver werd genoopt te verklaren ‘dat hij voorheen in textiel was geweest’.
Een gave voorstelling van een stuk waarin een brokje heel Oude Wereld met veel liefde door een zeer Nieuwe Wereld wordt bekeken. Vooral iets om in Amsterdam te gaan zien nu Max Tailleurs voorstellingen, ten gevolge van zijn ziekte, voorlopig in de doofpot zijn gestopt.