je je roestige fiets weer naar moeder de vrouw.
De buurman van tweehoog is in de oorlog fout geweest, zeggen ze. WA-man. Joden aangegeven. Hoe oud was ik? Een jaar of acht. Toen iedereen zijn radio had ingeleverd of verstopt klonken er nog vaak triomfantelijke fanfares uit zijn toestel. Zijn ramen stonden wijd open, zodat het tot ver in de straat te horen was. Dan waren er geallieerde schepen in de grond geboord of Russische steden veroverd. Op alle balkons
in de buurt begonnen de mensen dan met stokken en mattekloppers op hun teilen en emmers te slaan. Oorverdovend.
... Wat heeft hij precies gezegd? Ik heb alleen de fanfare gehoord in zijn stem. Zijn woorden zijn overschreeuwd door ketelmuziek. Bezemstelen op zink. Een hekseketel van lawaai.
Hij kijkt mij aan. Ik kan niet langer zwijgen.
- Zou U misschien de vraag nog eens kunnen herhalen?
Zijn dorre mond trekt even scheef. Een onderdeel van een seconde kijkt het zinkwitte masker verachtelijk.
Hij is bezig mij in de grond te boren. De eerste voltreffer heeft een gat geslagen onder de waterlijn. Hij noteert. Hij stelt een triomfantelijk bulletin op. Achtung, Achtung, Sondermeldung... straatgevechten in de buitenwijken. Vijand vlucht in paniek... das Hauptquartier gibt bekannt... bij ieder salvo storten er huizen tot puin. De stad valt huis voor huis. Nu al ben ik een bezette puinhoop.
- Hier is de zesde vraag. Wat moet U doen als U op straat een brief vindt die netjes gesloten is, met een adres en een ongebruikte postzegel erop?
Een booby-trap. Wie hem opraapt wordt in stukken gereten met brief en al. Jammer van de postzegel, die ik misschien nog niet heb. Hoewel... 't is natuurlijk een gewone gangbare postzegel. In elk postkantoor te koop voor twaalf cent. Een andere zegel zou verdacht zijn. Daar trapt zelfs geen filatelist in. Ik kan het adres lezen op de envelop. Ik kan er heengaan en zeggen waar ik de brief heb zien liggen. Maar dan ben ik medeplichtig. Moordenaar.
- Ik zou de politie waarschuwen.
Hij schrijft door. Het dossier Bosman. De verdraaide bewijzen van mijn schuld.
Er schuift een kaart in mijn gezichtsveld. Wolkachtige vlekken in grijs en rood... een vrouw die achterover leunt, de rok schaamteloos opgeschoven... Bochermund kijkt me onderzoekend aan. Het fletse blauw fonkelt door het glas van zijn bril. Maar zijn smoel blijft van kalk. Een ei. Aan de buitenkant zie je niets, maar binnenin wroet het kuiken. Hij stoot het eruit...
- Wat ziet U?
Ik zie een barst in de schaal. Ik zie een glimp van het onvolgroeide embryo. Het hijgt in zijn kippeborst. Het wil eruit. Het kijkt me aan met gulzige oogjes.
- Wat ziet U?
- Ik zie een rode roos. Ik zie een hand die de roos plukt.
Alles wat ik zeg kan bezwarend zijn en tegen mij getuigen. De zaak is bijna rond.
Een nieuwe kaart met vlekken. Vingerafdrukken. De beulen staan al achter de deur. Leg je middelvinger op dit plankje. Beken dat je haar met die vinger hebt aangeraakt. Wat is dat zoemende geluid? Het ontleedmes?
Je hebt haar gestreeld. Haar enkels en knieën en meer. Je hebt gestreeld wat schuil gaat onder haar warme wollen rok, waar de nylons elkaar raken bij elke stap. Je middelvinger heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig vergrijp. Daar staat de doodstraf op. Beken maar...
... Krengen. Ik zie jullie wel, al staan de tranen in mijn ogen. Herman links. Hendrik rechts... Ja, ja ik heb het gedaan. Hou op met knijpen... Ze laten me gaan... God zegen je... Hun smalend gelach is hagel in mijn kwetsbare rug.
Het zoemende geluid heeft opgehouden. De deur gaat open. Waar is Bochermund? Wie heeft er gebeld? Het meisje staat in de opening... De opening... koelte... dat is buitenlucht. En daar is de stoep. De stevige hardstenen stoep.
Ik daalde de stoep af zonder de treden te tellen. De stad lag veilig aan mijn voeten.