Hoe men ook over die artikelen oordeelde (‘naïef’, zeiden de slimmen, ‘vaag’, ‘onwerkelijk’ enz.), zij waren in elk geval geschreven door een vent. En deze vent gaf het aanzien aan V.N. De strijd van de illegaliteit was nog niet afgelopen. Van Randwijk was Vrij Nederland en dat dit weleens moeilijkheden gaf, was begrijpelijk.
Rondom Van Randwijk als centrum bemoeiden zich veel mensen met het blad, niet alleen de redactie en de medewerkers. Redacteuren waren in die tijd o.a. Bertus Schaper, nu hoogleraar in Leiden; Den Uyl, een der besten uit de socialistische Tweede-Kamerfractie; Milo Anstadt, geëvolueerd tot zeer bekwaam televisieregisseur; Ed. Hoornik, thans televisieschrijver voor AVRO, NCRV en KRO en medewerker van Elseviers Weekblad; en de zachtaardige dominee Frits Kuiper, die een stampvolle Apollohal tijdens de grote E.V.C.-staking in bijna revolutionaire vervoering wist te brengen tegen het beleid van Schermerhorn-Drees. Prange schreef erin over beeldende kunst, soms ook pleegde Carmiggelt een stukje en prof. Renier en zijn vrouw leverden zeer informatieve bijdragen uit Engeland.
En dan was er een soort redactieraad met heel prominente mensen, van wie ik mij (als onvolledig notulerend redactiesecretaris) nog herinner prof. Geyl, prof. Verzijl, het (oud-)Kamerlid Stufkens en vooral Setyadjit, de Indonesiër, die in het noodparlement zat en die later door zijn landgenoten is gedood bij de communistische opstand van Madioen, samen met Sjarifoeddin en vele anderen. Die vergaderingen waren boeiend, toen het Indonesische conflict verscherpte na de eerste troepenzendingen en Geyl en Verzijl, die de Indonesische revolutie bedenkelijk vonden, het beleid van V.N. niet in alle opzichten wilden steunen. De jonge Den Uyl was hun grootste tegenspeler, met spitse argumenteringen zette hij de twee hoogleraren soms schaakmat, wat Geyl glimlachend, Verzijl iets stugger toegaf.
Een paar kleine herinneringen nog. Op een goede dag trad een zelfovertuigde knaap met jongensachtige kuif binnen, die verklaarde, dat hij een der beste politieke tekenaars van Nederland wilde worden. Het was zo ontwapenend, dat hij onmiddellijk zijn kans kreeg. Hij is niet een der besten, maar de beste geworden: Opland. Verder Doeve, die in de bezettingstijd De Haagse Post van platen had voorzien, die natuurlijk niet anti-Duits waren en bij V.N. was opgedoken (op initiatief van het blad) om linkse illustraties te leveren. Het was de enige concessie van Van Randwijk, die ik mij kan herinneren. Ik geloof, dat Doeve zelf ten slotte om principiële redenen verdween; de Indonesische kwestie lag hem te zwaar op de maag. Cees Bantzinger heeft ook nog een tijd goede tekeningen gemaakt voor V.N. en een Duitser, wiens naam ik niet meer weet. Maar nu een streep onder het verleden van V.N.
Het Vrij Nederland van nu vind ik het beste grote weekblad van ons land. Met dat ‘beste’ bedoel ik niet, dat V.N. het best geredigeerde en leesbaarste weekblad is. Technisch is V.N. altijd hetzelfde blad gebleven als in dat eerste jaar, toen telkens de kop moest worden veranderd en men steeds weer inbreuk maakte op de wetten van een goede opmaak. Het is star gebleven en is zich nooit te buiten gegaan aan het uitrekken van qua inhoud onbelangrijke verhalen door machtige koppen en lardering met foto's of tekeningen. De oorzaak kan ook financiële elementen bezitten, maar dat doet er niet toe.
Het blad is sober gebleven, Hollands sober en als men met die soberheid toch nog een behoorlijke oplaag haalt, moet de inhoud belangrijk zijn. Toen Smedts, die voor zijn verzet tegen de nazi's dubbel en dwars moest betalen, Londens correspondent was van de Volkskrant (een K.V.P.-blad), als socialistische rooms-katholiek het hoofdredacteurschap van Vrij Nederland op zich nam, is het blad zijn beste tijd gaan beleven.
[wordt vervolgd]