| |
| |
| |
Gedichten
J.P. Guépin
De mens is een dier, maar hij zou het kunnen weten
Dampend drijven de doden een dag
over de velden, godgeklaagde
verlatenheid, veldenloze levenden
sluiten de deuren de ramen de ogen.
Voedt hen met aandacht met rouwmisbaar
denk aan wat morgen brengen zal
dood en vergeten dood en verlaten
denk aan ze koester en spijzig ze.
Denken moet helpen denk dan
keer de ogen in de kassen binnenwaarts
ze komen ze zijn er de argeloze
doden ze hebben ons nodig wij later. -
Niet noemen, dit is ons voorland,
hoop deze nacht dat zij als wij later
denken dat het echt waar kan zijn
dat ze behoeftig over de velden drijven.
| |
Boot
Voor mij geen koperen stemmen van de engelen,
geen nacht met suikeren sterren en kerstmisstemming;
de golven botsen tegen mijn vaartuig? gevolg van de wind!
verweg springen de wankelmoedigen rond in de branding.
Maar ik stuur mijn schip naar de stromen
van het altijd terugkerend water, de oceaan;
niets wil ik dan paarse en groene golven,
ik wens geen grond voor mijn anker Hoop.
Een soort Heer is mijn vrees,
hij vaart aan boord als een machtige boom,
hij is de mast, behangen als een palmpasen
met bloedend vlees, en ogen zijn erin gestoken.
Een vogel nestelt in zijn takken,
De Duif die uit zal vliegen
klip Ararat in zicht komt waar ik op breek.
| |
De tyrannendoder
Wijs niet teveel, ik voel het wel,
er is een halo om me heen,
ik heb teveel goed gedaan.
Voor argelozen heb ik plaats,
zet dat maar weg, ik heb al
stoelen voor alle luisteraars.
Ik ben erg moe, ik heb getracht
mijn plicht te doen; deze man vond me
vanmorgen halfbevroren voor zijn huis.
Ik weet het nu, er is alleen slechtheid,
ik zag voor de grens veel geblakerde
muren, het is nu burgeroorlog.
Ik wil slapen in de zuiverende zon,
ver van de strijd, het denken
over mijn vlucht put mij ook uit.
| |
| |
| |
Het leven hier
van het Cap Verdische eiland
geiten van het eiland Sal.
rotsen van het eiland Sal.
Fata morgana van Afrika's
kusten boven de salina's,
de zoutpannen van het eiland Sal.
reikhalzend, rennen de geiten
tot het eind van het eiland Sal.
van het Cap Verdische eiland
geiten van het eiland Sal.
| |
Endymion
Dichter, tolk van mijn pathetische gedachten,
De woorden komen langzaam:
mijn god wat schijnt de maan
vol liefde, dronkenschap en doodslag!
Mijn vrouw, als zij dronken is,
laat zij winden, Pindarus!
Theocritus! geen rustige vallei of lustprieel,
maar slijk in de ellendige delta!
ach, wel vaak denk ik ach-
...... ligt de geile maan op de loer,
waak, slaper, ren, slaper, ren!
U raadt achtervolging uit achterdocht!
Hoe dan? spreek, ik ben uw vraagbaak van smaak,
Misschien is zo de liefde zoet,
| |
Boswandeling
Dit lijkt, vind ik, op de komische situatie
van schipbreukeling op een eenzaam eiland:
In de vochtige lucht van mos
lopen verliefden of die het gaan worden.
De mijne al ligt als een schildpad op haar rug
en fluistert hetzelfde als ik maar naar boven.
De dromen sluiten op elkaar
als wolken, als een minnend paar,
Of als die vraag, als dat antwoord
in 't kraakhelder gesticht gehoord:
‘Waarom versieren wij het graf
van wie aan ons het leven gaf?’
‘Wij arme wezen zijn bedrog
wij hebben onze ouders nog!’
|
|