ming, bijna een verbanning, vervangt een scherpzinnig essay over die briljante publicist) is zeker niet de dupe van het intellectualistische pathos. Het is ook geen affiniteit tot hun milieu dat hem met de intellectuelen verbindt, maar een helder inzicht waar (zeer nauwkeurig waar, en ook waar niet) een modern regiem hen nodig heeft. Met de academicus Schlesinger voor het schrijven van zijn redevoeringen en de gladde opportunist Johnson voor de parlementaire strategie (‘verbum’ en ‘ferrum’ in hun democratische gedaante) heeft hij trouwens al aangegeven hoe breed het front is dat hij weet te commanderen.
Dit zijn belangrijke gegevens, over een nog nieuw bewind. Men kan er geen ‘koers’ uit aflezen, maar wel een intensiteit; wij weten nu dat het leiderschap in Washington de mogelijkheden heeft een zo breed mogelijke stroom van informatie om te zetten in een zo krachtig mogelijke machtsontplooiing. In het voorbijgaan kan worden opgemerkt dat deze spanwijdte het enige objectief meetbare is aan een regiem. De feitelijke beslissingen van een regeringscollectief liggen op het terrein van een gecompliceerde dialectiek, waar noodzaak wordt geconfronteerd met opportuniteit, oorzaak met gevolg, menselijke beperktheid met de onverstoorbare loop der gebeurtenissen, en waar wij subjectief, op grond van niet meer dan een fractie van de feiten, ons persoonlijke oordeel mogen vellen. Maar daar is het nog niet eens de tijd voor. Dit bewind staat nog niet aan de frontlijn, het heeft zijn grenzen nog niet ontmoet die ergens liggen te wachten als provincialistische obstructie in het parlement en communistische obstructie aan de conferentietafel; het opereert nog in een vrije ruimte met een verbazingwekkende motoriek. Wij beoordelen alleen nog zijn constitutie, en dat is voor het ogenblik al veel. Het kenmerkt zich niet door een beginselprogramma, maar door een élan; het zal zich in de naaste toekomst doen kennen niet door zijn ideologie maar door zijn empirisme; het zal liberaal kunnen zijn als het kan, en dirigistisch als het moet; het zal zich snel kunnen aanpassen aan wisselende situaties
en niet afkerig zijn van het experiment. Met deze karakteristiek kunnen wij voorlopig tevreden zijn: dit is het soort van amerikaanse regering dat de wereld nodig heeft.
Want de na-oorlogse ontwikkelingen hebben tot een situatie geleid waarin het amerikaanse leiderschap zich alleen nog maar kan laten gelden in een snel en doeltreffend antwoord op dagelijks veranderende vraagstukken, waarin een wereldorde moet worden gecreëerd niet door een universeel beginsel op ideologische of strategische basis, maar alleen door de alledaagse betrekkingen tussen Amerika en honderd afzonderlijke staten. De regering-Eisenhower, die weinig nieuwe methoden produceerde, maar des te meer principes, heeft de mogelijkheden van een universele conceptie moeten opgeven in een jammerlijk falen. Op basis van de NATO, de Truman-doctrine en de buitenlandse hulpverlening werd een strategie geconcipieerd die de gehele niet-communistische wereld wilde mobiliseren tegen de communistische expansiedrang. Dit was niet alleen een defensief, maar ook een ordenend beginsel; het ging erom de omzetting te bewerkstelligen van een westerse in een mondiale wereldorde, met behoud van de essentiële waarden waarzonder de hoger ontwikkelde en gecompliceerder bewerktuigde samenlevingen niet kunnen functioneren. Het compromis tussen evolutie en behoud is geen uitzonderlijke opgave, want het is de grondslag van elke politiek; maar het vergt kunde om te voorkomen dat het compromis de tegenstellingen verdoezelt in plaats van in onderlinge spanning houdt. Alleen het zwakke compromis... compromitteert.
In deze politiek heeft Amerika zich inderdaad diep gecompromitteerd door zijn gebrek aan slagvaardigheid en souplesse, zijn gebrek aan informatie, zijn inactiviteit en zijn geringe weerstand tegen binnenlandse pressiegroepen. En het heeft niet alleen zichzelf gecompromitteerd, maar ook deze politiek die in de loop der gebeurtenissen steeds minder mogelijk is geworden. Men hoeft zich maar de idee van een ‘roll back’ in herinnering te roepen - de gedachte dat door een volgehouden omsingelingsdruk het communistische imperium tot ontbinding kon worden gebracht - om een beeld te hebben van de catastrofale terugtocht waartoe dit heeft geleid. Het neutralisme in Azië, deze onverwachte vrucht van het door Amerika begunstigde nationalisme, werd in dat aanvangsstadium gebrandmerkt als een vorm van verraad; het moest later worden getolereerd, nog later gerespecteerd. Een grens werd getrokken bij het openlijk heulen