Politieke prent
Als ik kon tekenen, denk ik vaak, zou ik nu al schatrijk zijn als politiek caricaturist. Niets is immers gemakkelijker dan dat, als je tenminste (ik zei het al) tekenen kan. Neem Samson van De Telegraaf. Die kan weliswaar niet tekenen, maar hij tekent toch nog altijd beter dan ik. Onder het opschrift: ‘Wie is Henrique Galvao? en met het verduidelijkende onderschrift: ‘Piraat of vrijheidsheld’ (ik zei u al, hij kan niet tekenen) beeldt hij links een piraat af met een doodshoofdvlag, houten been en zwart lapje voor het oog, en rechts een vrijheidsheld, een burger met een vlag in de hand waarop ‘Democratisch Portugal’ te lezen staat. U ziet dus, geen gemakkelijker vak dan dat van politiek tekenaar, als je het je tenminste niet te moeilijk maakt. Kon ik tekenen, dan zou ik bijvoorbeeld op de achtergrond een vreedzaam passagiersschip tekenen, ver weg aan de horizon, en op de voorgrond een piratenschip met de bloedvlag in top en op de brug de piratenkapitein: Salazar, met houten been en zwart lapje voor het oog. Uit gaten opzij zou ik roeispanen tekenen, zodat de oplettende lezer zou denken dat binnen in het schip galeislaven aan het roeien waren. Achter dit piratenschip zou ik op een rijtje enige vervaarlijk uitziende oorlogsschepen
De tekeningen in dit nummer zijn van J. Hillenius
tekenen, met resp. de Amerikaanse, de Engelse en de Nederlandse vlag in top. Zij zouden met stevige touwen aan het voorste schip zijn vastgebonden, aldus het gezegde: ‘iemand op sleeptouw nemen’ uitbeeldend. Kortom, er zou heel wat te kijken zijn als ik politiek tekenaar was.
De man van het Algemeen Handelsblad, Frits Behrendt, staat een beetje tussen deze beide stijlen in. Hij kan drommels goed tekenen, hij kent zelfs Russisch, wat in deze tijd een groot voordeel is voor een politiek caricaturist, maar hij hanteert liever de voorhamer dan het rapier, wat op den duur toch niet vrolijk maakt. In zijn zucht tot ontmaskering van het communisme, ontspoort hij nogal eens, vaak ten nadele van de eigen partij, zoals een dezer dagen bleek bij een van zijn betere prenten. We zien links Chroestsjov uitgebeeld als vredesengel, met palmtak, vleugeltjes en een wit nachthemd, en rechts zijn spiegelbeeld, waarin hij als beul opduikt: bebloede bijl, uniform met epauletten en grote revolver. In zijn ijdelheid kijkt de brave Nikita namelijk even in de spiegel. ‘Het spiegelbeeld’, heet deze prent dan ook. Maar er is nog meer. Als engel houdt hij een bord vast waarop ‘Waar is Loemoemba’ geschreven staat, en als beul een soortgelijk bord met ‘Waar is Imre Nagy?’. De bedoeling van Behrendt is duidelijk. Hij wil Chroestsjovs huichelarij aan de schandpaal nagelen. Het resultaat is echter katastrofaal. Want nu gaan we immers denken: ‘Zeur maar niet over Loemoemba, kijk jij maar liever naar Nagy; gelijke monniken, gelijke kappen!’ Maar zo is het niet. Loemoemba en Nagy zijn geen vergelijkbare grootheden; dat zou Chroestsjov wel willen. Was dat namelijk zo, dan zou het befaamde driemanschap Koekryniksi dezelfde tekening kunnen plagiëren, maar nu met premier Eijskens als engel met het bord: ‘Waar is Imre Nagy?’ en dezelfde Eijskens als beul met ‘Waar is Loemoemba?’ Het feit, dat ze zich daarvoor wel zullen wachten, bewijst niet alleen, dat zij een hekel hebben aan plagiaat.
N.S.