Korte commentaren
Een ongelukkige uitspraak
Admiraal H.H.L. Pröpper, voorzitter van het comité van verenigde chefs van staven, teruggekeerd van een oriëntatiereis door Nieuw-Guinea, heeft verklaard dat de huidige Nederlandse krijgsmacht op het eiland in staat moet worden geacht alle infiltraties van Indonesië ‘op te rollen’. Op de vraag of onze strijdkrachten voldoende zouden zijn om een eventuele grote aanval af te slaan, antwoordde de admiraal dat ‘dit een zware dobber zou zijn’. In een echte oorlog wilde of kon hij niet geloven, een openlijke, gewelddadige aanval voor de ogen van de gehele wereld zal niet makkelijk of licht worden begonnen.
Met dat laatste zal de admiraal ongetwijfeld gelijk hebben, maar daarmee is de zaak nog niet af, want tussen een openlijke invasie en de kleine infiltraties tot dusver ligt nog een hele schaal van andere, wat grotere, infiltraties. Zullen onze strijdkrachten daar ook het hoofd aan kunnen bieden? Gezien de afmetingen en de onoverzichtelijkheid van het gebied waar het om gaat, lijkt dat niet erg waarschijnlijk. Het is trouwens de vraag of de heer Pröpper wel voldoende grond heeft om zo pertinent te verklaren dat wij de kleine infiltraties, zoals deze tot dusver zijn gepleegd, wel allemaal kunnen oprollen. Waarom achtte hij het dan niet ‘opportuun’ te antwoorden op de vraag of men intussen alle infiltranten had weten te arresteren?
Gelukkig begint men zich hier, zij het jaren te laat, te realiseren dat de zaak Nieuw-Guinea ons in een sneltreinvaart over het hoofd begint te groeien en dat het nodig is op zo kort mogelijke termijn onze politiek rigoureus te herzien, hoe moeilijk het ook zal zijn om te beslissen waar wij het zullen moeten zoeken. De heer Pröpper echter schijnt nog meer in de traditionele marinetermen te denken. Hij noemde het noodzakelijk dat de bevolking zelf zo spoedig mogelijk bij de verdediging van het eigen land wordt ingeschakeld en dat de Nederlandse strijdkrachten daar met Papoea's worden uitgebreid. Dat is nogal een ongelukkige uitspraak. Het zal wel onvermijdelijk zijn dat Nieuw-Guinea, als het ooit onafhankelijk zal zijn geworden, over een eigen leger of politiemacht zal beschikken en misschien zullen zij daarmee zelfs wel tegen Indonesië willen vechten. Maar dat is nog iets heel anders dan dat wij, door ze nu al in onze strijdkrachten en daarmee in ons oorlogje met Indonesië op te nemen, bij voorbaat voor ze beslissen. Als wij dan werkelijk zoveel veantwoordelijkheid voor het lot van de Papoea's voelen, dan mogen wij ze toch nog wel zoveel mogelijk tijd en gelegenheid laten om voor zichzelf uit te maken hoe zij hun betrekkingen met Indonesië willen regelen en het minste wat wij wel zouden kunnen doen is hun leiders er in te laten meespreken. Tenslotte is er een paar maanden geleden door een bepaalde groep nog een telegram naar de V.N. gestuurd waarin om driehoeksonderhandelingen met Indonesië werd gevraagd, waaruit men de gevolgtrekking zou mogen maken dat het daar niet allemaal Nicolaas Jouwe's zijn. Hoe zit het daar toch mee? Wordt het inderdaad niet tijd, zoals A.F. Luyendijk verleden week in een kort commentaar schreef, dat eens wat van onze journalisten in de gelegenheid worden gesteld daar in alle vrijheid rond te kijken? Hoe dan ook, de Papoea's ‘zo spoedig mogelijk’ in ons conflict met Indonesië te
betrekken, zoals de heer Pröpper voorstelt, dat lijkt nu wel het allerlaatste waaraan wij zouden moeten denken.
A.L.S.